21/01/21
De brexit-deal tussen de Europese Unie (EU) en het Verenigd Koninkrijk (VK) bevat onverwacht een groot aantal bepalingen die van invloed zijn op de mobiliteit van mensen. Wij bespreken belangrijke aandachtspunten bij inreisvisa, immigratie, dienstverlening en sociale zekerheid.
De brexit-deal bevat weliswaar geen specifiek hoofdstuk over ’mobiliteit’, maar de hoofdstukken over sociale zekerheid, visa en diensten hebben bepalingen waaruit blijkt dat het VK en de EU overeenstemming hebben bereikt over bepaalde kwesties over de mobiliteit van personen tussen de EU en het VK. Het gaat om visumvrijverblijf voor kortstondige bezoekers, gemeenschappelijke regels voor het bepalen van de socialezekerheidspositie van werknemers in grensoverschrijdende gevallen en rechten van personen om te werken en te verblijven in de EU of het VK voor het vrij verrichten van diensten.
Vooral voor de sociale zekerheid en het recht op werk zullen de nieuwe regels waarschijnlijk leiden tot meer complexiteit en administratieve lasten voor bedrijven die in de EU en het VK actief zijn. Het is in ieder geval duidelijk dat grensoverschrijdend reizen en werken tussen de EU en het VK niet zo gemakkelijk en naadloos zal verlopen als vóór de brexit.
Voor personen die onder het toepassingsgebied van het Terugtrekkingsakkoord vallen, gelden de volgende regels. Nieuwkomers na 1 januari 2021 moeten voldoen aan nieuwe regels:
De EU en het VK zijn overeengekomen dat onderdanen van beide partijen toegang krijgen tot hun eigen land voor een kort verblijf zonder dat zij een inreisvisum nodig hebben. In de praktijk betekent dit dat onderdanen van het VK maximaal 90 dagen in een voortschrijdende periode van 180 dagen in de EU-lidstaten mogen verblijven. Het Britse systeem is flexibeler en staat EU-onderdanen toe om tot 180 dagen in een voortschrijdende periode van twaalf maanden te verblijven.
Voor elk verblijf dat deze respectievelijke termijnen overschrijdt, is een visum en/of verblijfsvergunning vereist. Vergunningen zullen via de nationale immigratiesystemen van het betrokken land moeten worden aangevraagd, in veel gevallen voorafgaand aan de reis.
Ondanks de bepalingen in de overeenkomst mogen de EU en het VK het reizen nog steeds beperken om redenen van volksgezondheid. Dit is met name relevant door Covid-19, waarbij het VK nu wordt behandeld als een derde land dat niet op de lijst van veilige landen van herkomst voor Covid-19 staat. Dit heeft ertoe geleid dat reizigers uit het VK de toegang tot verschillende EU-lidstaten is geweigerd, omdat zij niet konden bewijzen dat zij voldeden aan de vereisten voor een vrijstelling van het EU-reisverbod. De EU-grensposten zijn sinds 1 januari 2021 begonnen met de handhaving van de nieuwe immigratieregels.
WIj verwachten dat het reisverbod geleidelijk zal worden opgeheven in overeenstemming met de ontwikkelingen in het beperken van de verspreiding van het Covid-19-virus. In de tussentijd moeten bedrijven zich bewust zijn van de nieuwe regels en hoe deze van invloed kunnen zijn op hun grensoverschrijdende werknemers. Wij adviseren de mogelijkheden en de beperkingen vóór de reis te beoordelen.
Het Terugtrekkingsakkoord tussen de EU en het VK had betrekking op de rechten van EU- en Britse onderdanen om te werken en te verblijven in respectievelijk het VK of een EU-lidstaat, wanneer zij vóór 1 januari 2021 in die lidstaat zijn begonnen met hun verblijf of werkzaamheden.
EU-onderdanen die na 1 januari 2021 in het VK komen werken of wonen, vallen onder het nieuwe Britse puntensysteem. Britse onderdanen zijn onderworpen aan de bestaande nationale immigratieregels van de EU-lidstaat waar ze na 1 januari 2021 zullen werken of verblijven. Britse onderdanen zijn dus onderworpen aan 27 verschillende immigratiesystemen; zij moeten de vereisten beoordelen in de lidstaat waarin zij van plan zijn te werken of te verblijven.
Deze algemene regel verandert niet door de brexit-deal. Over het algemeen zal vanaf dag 1 een werkvergunning vereist zijn voor alle werkzaamheden voor Britse onderdanen in de EU en vice versa. Wij adviseren bedrijven dan ook ervoor te zorgen dat zij een beoordeling van de naleving van de immigratieregels hebben afgerond en alle administratieve documenten hebben voordat een werknemer van de EU naar het Verenigd Koninkrijk reist of vice versa. Dit is vooral belangrijk voor Britse onderdanen die in elke EU-lidstaat aan afzonderlijke eisen moeten voldoen.
Naast deze nationale regels bevat de brexit-deal bepalingen over de voortzetting van de samenwerking tussen het VK en de EU, met name in de dienstensector. Sommige van deze bepalingen hebben betrekking op de activiteiten van individuele personen, met name kortstondige zakelijke bezoekers, zakelijke bezoekers voor vestigingsdoeleinden, binnen een onderneming overgeplaatste personen, contractuele dienstverleners en zelfstandigen. Door deze bepalingen gelden naast de nationale wetgeving enkele nieuwe regels voor werknemers die werken in de EU en het VK. Het valt echter nog te bezien hoe dit in de praktijk uitpakt; de lidstaten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering en de handhaving van eventuele nieuwe regels in hun eigen land.
De brexit-deal bevat bepalingen over vrijstellingen van werkvergunningen, aanvraagprocedures, erkenning van beroepskwalificaties en de ‘meest begunstigde natie’.
De brexit-deal bepaalt welke activiteiten kortstondige zakelijke bezoekers, zakelijke bezoekers voor vestigingsdoeleinden en binnen een onderneming overgeplaatste personen in een andere lidstaat moeten kunnen verrichten, zonder dat daarvoor een werkvergunning vereist is. De opgesomde activiteiten, die niet meer dan 90 dagen in een periode van zes maanden mogen duren, zijn:
Het VK en verschillende EU-lidstaten hebben gekozen voor een opt-out van bepaalde activiteiten of specifieke aanvullende eisen of beperkingen toegevoegd. Elke reiziger moet aan verschillende eisen voldoen, afhankelijk van het land waar hij naartoe reist en de activiteiten die hij uitvoert.
Bovendien moeten deze werkvergunningsvrijstellingen in de praktijk worden toegepast in het VK en de EU-lidstaten, die elk hun eigen bestaande werkvergunningsvrijstellingen hebben. De werkvergunningsvrijstellingen in het kader van de brexit-deal vullen deze vrijstellingen voor respectievelijk Britse onderdanen of EU-onderdanen aan, en worden door de betreffende lidstaat gehandhaafd. Deze discrepanties in de uitvoering en de handhaving betekenen dat het waarschijnlijk enige tijd zal duren voordat bedrijven in de praktijk op deze vrijstellingen kunnen vertrouwen.
De brexit-deal bevestigtdat bepaalde personen een aanvraag kunnen indienen voor een inreis-, verblijfs- en werkvergunning als zij aan bepaalde voorwaarden voldoen. Er zijn specifieke bepalingen voor zakelijke bezoekers (voor vestigingsdoeleinden) en binnen een onderneming overgeplaatste personen enerzijds, en contractuele dienstverleners en onafhankelijke beroepsbeoefenaren anderzijds. Zulke aanvragen moeten volgens het nationale recht van de betrokken lidstaat worden ingediend, maar de brexit-deal bevestigt dat dergelijke aanvragen niet mogen worden onderworpen aan quota’s of arbeidsmarkttoetsen en dat individuele personen dezelfde behandeling moeten krijgen als onderdanen van respectievelijk de EU of het VK.
Het valt nog te bezien hoe het VK en de lidstaten van de EU dit in de praktijk zullen uitvoeren. Bedrijven maken over het algemeen al gebruik van bestaande nationale immigratieprocedures, waarvan de behandeling en de vereisten duidelijk zijn. Waarschijnlijk hebben deze bepalingen in de praktijk geen significante gevolgen voor werkgevers. De brexit-deal laat de lidstaten immers een grote mate van vrijheid bij de behandeling van zulke aanvragen en bij het vaststellen van aanvullende eisen, waarbij in veel lidstaten in bepaalde sectoren aanvullende 'opt-outs' van toepassing zijn.
Een belangrijk effect van de brexit is het einde van de automatische erkenning van beroepskwalificaties vanaf 1 januari 2021. De brexit-deal bevat bepalingen over de erkenning van beroepskwalificaties in bepaalde sectoren, maar veel lidstaten hebben ervoor gekozen hier niet aan mee te doen en in bepaalde sectoren gelden aanvullende eisen. Als een Brits onderdaan bijvoorbeeld activiteiten in een gereguleerde sector (zoals juridische dienstverlening of boekhouding) in de EU moet verrichten, zullen we de regels in die specifieke sector en lidstaat, en van de specifieke activiteiten moeten beoordelen. In de praktijk zal dit leiden tot een aanzienlijke administratieve last voor het bedrijfsleven en mogelijk tot nieuwe aanvullende eisen.
De overeenkomst tussen het VK en de EU bevat wel bepalingen die toekomstige samenwerking op het gebied van de erkenning van beroepskwalificaties mogelijk maakt. Dit zal per sector plaatsvinden en we verwachten niet dat dit in de toekomst tot harmonisatie zal leiden.
De brexit-deal bevat een ’meestbegunstigingsclausule’. Hierdoor kunnen het VK en de EU in hun toekomstige overeenkomsten inzake de handel in diensten en investeringen met andere derde landen (behalve op het gebied van financiële diensten) aanspraak maken op een gunstiger behandeling door respectievelijk het VK en de EU. Dit kan gevolgen hebben voor de immigratie als het VK of de EU in de toekomst gunstigere voorwaarden voor derde landen overeenkomen, bijvoorbeeld over de voorwaarden voor toegang en verblijf of de vrijstelling van een werkvergunning.
De brexit-deal bevat ook coördinatieregels voor het vaststellen van de sociale zekerheidspositie van werknemers die grensoverschrijdend werken tussen de EU en het VK. Deze regels zijn vastgelegd in het zogenoemde Protocol en van toepassing op situaties die op of na 1 januari 2021 beginnen. Voor situaties die reeds voor of op 31 december 2020 zijn begonnen, blijven de afspraken uit het Terugtrekkingsakkoord van toepassing.
De coördinatieregels in het Protocol komen voor een groot deel overeen met de regels in de Europese Verordening voor sociale zekerheid, maar er zijn belangrijke verschillen. Allereerst zijn de zogenoemde EER-landen (IJsland, Noorwegen en Liechtenstein) en Zwitserland geen onderdeel van de afspraken. Daarnaast kent het Protocol een detacheringsbepaling voor uitzendingen die maximaal 24 maanden duren, in lijn met de huidige EU-verordening.
Het Protocol biedt de mogelijkheid aan de verschillende lidstaten om voor ‘opting-out’ te kiezen. Met andere woorden, om ervoor te kiezen de detacheringsbepaling niet toe te passen. Alle 27 lidstaten hebben aangekondigd om te kiezen voor opt-in en het detacheringsartikel toe te passen.
Tot slot verschilt de werkingssfeer van het Protocol met die van de EU-verordening voor sociale zekerheid. Zo heeft Nederland ervoor gekozen niet alle onderdelen van het Nederlandse socialezekerheidsstelsel onder de werkingssfeer van het Protocol te laten vallen. Gezinstoelagen, zoals de kinderbijslag, zijn uitgesloten.
Het Protocol zal dus niet in alle gevallen tot dezelfde uitkeringen leiden als wanneer de Europese verordening voor sociale zekerheid zou zijn toegepast. De Belastingdienst heeft wel bevestigd dat de Wet Langdurige Zorg (Wlz) onder het Protocol valt vanaf 1 januari 2021. Een meer gedetailleerde toelichting op de uitwerking van de coördinatieregels voor sociale zekerheid in het Protocol vindt u in ons Belastingnieuwsbericht.
Gezien de belangrijke verschillen tussen de regels uit het Protocol en de Europese verordening voor sociale zekerheid raden we aan de positie van medewerkers die op of na 1 januari 2021 starten met grensoverschrijdend werken in of vanuit het VK op individuele basis te beoordelen. Het is daarnaast belangrijk de interne processen af te stemmen op deze nieuwe regels.
De Brexit-experts van PwC kunnen u helpen bij het bepalen van de exacte eisen waaraan u moet voldoen. Ook bieden zij hulp bij het opzetten van processen en procedures om ervoor te zorgen dat uw bedrijf aan de vereisten voldoet voor een goede mobiliteit van mensen.