Het onderzoek van PwC laat zien dat het aantal Nederlandse vrouwen dat deelneemt aan de werkzame beroepsbevolking, met 81,1 procent hoog is. Alleen in IJsland en Zweden is de vrouwelijke arbeidsparticipatie hoger. Tegelijkertijd staat Nederland ver onderaan de ranglijst voor wat betreft het percentage vrouwen in fulltimeposities (48 procent) en voert Nederland de lijst aan met het hoogste verschil tussen mannen en vrouwen in fulltimeposities (33,5 procent).
De Women in Work Index geeft jaarlijks in de aanloop naar Internationale Vrouwendag een beeld van de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt in 33 landen. De scores worden bepaald aan de hand van diverse variabelen, waaronder de arbeidsparticipatie van vrouwen, de loonkloof, kosten voor kinderopvang en het werkloosheidspercentage. In de index heeft Nederland al jaren een plek in de middenmoot. Omdat de fulltime-arbeidsparticipatie van vrouwen in andere landen sneller toeneemt, daalt Nederland dit jaar van plaats veertien naar zestien in de index.
‘Dat is geen goede ontwikkeling’, zegt Janet Visbeen, lid van de raad van bestuur van PwC Nederland en verantwoordelijk voor personeelsbeleid. ‘Dit benadrukt het belang van oplossingen die de onderliggende oorzaken aanpakken, zoals de belastingdruk voor middeninkomens verlichten. Fulltime werken loont voor hen nauwelijks. Tevens zien we ook culturele aspecten meespelen. In Nederland verdwijnt de traditionele man-vrouwverdeling maar heel langzaam.’
Hoewel uit de index blijkt dat de arbeidsparticipatie van vrouwen in Nederland consequent verbetert, van 65,2 procent in 2000 tot 81,1 procent in 2022, blijft het aandeel vrouwelijke werknemers in fulltimeposities achter. Met 48,3 procent is Nederland zelfs hekkensluiter. Een factor die daarbij meespeelt, is de relatief hoge lastendruk voor kinderopvang.
Visbeen: ‘In landen waar meer dan tachtig procent van de vrouwen fulltime werkt, liggen de kosten voor kinderopvang beduidend lager, blijkt uit ons onderzoek. In Nederland kunnen de kosten voor kinderopvang tot wel zeventien procent van het huishoudinkomen bedragen. Nederland behoort hiermee tot een van de hoogste van de geanalyseerde landen.’ Daarnaast stipt Visbeen een ander punt aan. ‘Vrouwen worden vaker opgeleid in sectoren waar deeltijdwerk de norm is, zoals het onderwijs en de zorg. Dat helpt niet mee het gat te verkleinen.’
Daarnaast is een lichte verslechtering zichtbaar van de loonkloof tussen mannen en vrouwen in Nederland. De loonkloof stijgt van 13,5 procent naar 13,7 procent, nog steeds aanzienlijk lager dan in 2000. Toen was de loonkloof tussen mannen en vrouwen in Nederland nog 21 procent. Volgens Visbeen hangt dit ook samen met de Nederlandse werkcultuur. ‘Vrouwen worden nog vaak gezien als diegene die de zorg voor het gezin en werk combineren. Mannen maken hierdoor sneller carrière. Dit speelt door in de ontwikkeling van je salaris.’
Partner, lid Raad van bestuur, voorzitter Tax & Legal board, PwC Netherlands