Door: Pauline Jonker, Rosanna Schakel en Jaap Oorsprong (Tax, Financial Services)
De toepassing van de richtlijn is vastgesteld op 1 januari 2030. Hoewel deze datum ver weg lijkt, moeten de Europese lidstaten al vóór 31 december 2028 nationale regels implementeren. We zien dat deze deadline voornamelijk financiële intermediairs (zoals custodian banken) aanzet om tijdig te beginnen met het in kaart brengen van de noodzakelijke transformaties in hun interne systemen om te voldoen aan de ingrijpende veranderingen die door de richtlijn worden opgelegd. De richtlijn heeft uiteraard ook gevolgen voor de manier waarop tax reclaims worden ingediend door of namens investeerders. De nieuwe regelgeving zal dus impact hebben op de gehele keten van betrokken partijen bij de effectenhandel; van investeerders tot grootbanken, custodians, clearinginstellingen en belastingdiensten.
Binnen de EU bestaat een grote verscheidenheid aan bronbelastingprocedures van Europese lidstaten die beleggers in publieke markten de mogelijkheid bieden om een gehele of gedeeltelijke teruggave of verlaging van ingehouden bronbelasting te verkrijgen. Zo’n teruggave of verlaging kan volgen uit een belastingverdrag, Unierechtelijke regeling of nationaalrechtelijke bepaling. Deze procedures zijn momenteel niet gestandaardiseerd en omvatten doorgaans het aanleveren van diverse formulieren, ondersteunende documentatie en bewijsstukken, vaak in de lokale taal. Voor individuele en institutionele beleggers brengt het voldoen aan deze procedures een aanzienlijke administratieve last mee, die bovendien gepaard gaat met hoge uitvoeringskosten. Doorlooptijden van teruggaveprocedures zijn bovendien vaak lang, wat resulteert in rentederving voor beleggers (zij kunnen immers het geld waar zij recht op hebben, maar nog niet terug hebben ontvangen, niet herbeleggen). In een groot aantal gevallen zullen beleggers zelfs afzien van de teruggaveprocedure en de excessief geheven belasting voor lief nemen. Een Europese studie becijfert dat zo’n 70% van de individuele beleggers geen claims indient voor de verlaging van bronbelasting waar zij recht op hebben (bron: Withholding tax on dividends, survey for investors in the EU, Better Finance, maart 2023).
De FASTER-richtlijn bevat een gestandaardiseerd proces van de bronbelastingteruggave voor Europese openbaar verhandelbare effectenbeleggingen. De FASTER-regelgeving zal gelden voor gecertificeerde financiële intermediairs (Certified Financial Intermediaries; CFI’s). De entiteiten die onder de regelgeving als CFI’s worden aangemerkt zijn ‘grote’ financiële instellingen en centrale bewaarinstellingen (Central Securities Depositories), zoals grootbanken, custodians en clearingbanken. Over het algemeen houden investeerders hun effectenbeleggingen aan via een CFI, waardoor ze kunnen profiteren van een versnelde teruggaafprocedure.
De belangrijkste elementen van de FASTER-regelgeving zijn:
De algemene verwachting is dat de FASTER-richtlijn een aanzienlijke verbetering in de huidige bronbelastingprocedures zal opleveren voor zowel individuele als institutionele beleggers. Volgens de Europese Commissie kan de FASTER-richtlijn meer dan vijf miljard euro aan kostenbesparingen opleveren voor investeerders (hieronder vallen administratieve lastenverlichtingen, verminderde rentederving en verminderde dubbele belasting).
Individuele beleggers zijn gebaat bij de voorgestelde FASTER-procedures. De huidige procedures zijn voor individuele beleggers vaak niet duidelijk genoeg, of te bewerkelijk, om een verlaging van bronbelasting te effectueren. Hierdoor blijven individuele beleggers te vaak met excessief geheven bronbelasting achter. Door gestandaardiseerde formulieren en het wegnemen van taalbarrières, is het de verwachting dat FASTER hier een positieve verandering teweeg gaat brengen.
Voor pensioenfondsen kan het toepassingsbereik van de FASTER-richtlijn echter beperkter zijn. In situaties waarin een pensioenfonds recht heeft op een gehele vrijstelling van bronbelasting, of wanneer er een beroep wordt gedaan op een verlaagd tarief dat geen grond vindt in een belastingverdrag, mogen lidstaten ervoor kiezen de FASTER-procedures niet toe te passen. Het zijn juist pensioenfondsen die doorgaans recht hebben op een gehele vrijstelling, of een beroep doen op een nationaalrechtelijke vrijstelling of verlaging. Aangezien pensioenfondsen tot de grootste grensoverschrijdende beleggers behoren, zijn deze uitzonderingen toch teleurstellend te noemen en bestaat er een grote kans dat pensioenfondsen in veel gevallen aangewezen blijven op de huidige, gebrekkige en niet-geharmoniseerde, teruggaveprocedures.
Onder de nieuwe procedures zullen investeerders documentatie moeten verstrekken aan de CFI. Naast het nieuwe digitale e-TRC zullen investeerders ook een verklaring van ‘beneficial ownership’ (uiteindelijke gerechtigdheid tot het dividend of de rentebetaling) moeten verstrekken. Het is dus belangrijk dat zij hun procedures voor teruggave of vermindering van bronbelasting tijdig herzien en ervoor zorgen dat hun documentatie in orde is. Het is cruciaal om in gesprek te gaan met financiële intermediairs om hun paraatheid voor de nieuwe systemen te begrijpen en op de hoogte te blijven van implementatietijdlijnen. We raden aan om met belastingadviseurs te overleggen om de specifieke implicaties en mogelijke uitzonderingen die van toepassing kunnen zijn op onderdelen van de investeringsportefeuille te begrijpen.
Ook voor CFI's zijn de huidige bronbelastingprocedures zeer bewerkelijk en tijdrovend. Vanuit die optiek is de harmonisatie die de FASTER-richtlijn beoogt een welkome verbetering. Echter, de FASTER-richtlijn brengt ook aanzienlijke nieuwe administratieve uitvoeringslasten mee voor financiële intermediairs. Naar verwachting zullen deze intermediairs ongeveer 76 miljoen euro aan implementatiekosten maken als gevolg van de nieuwe richtlijn.
CFI’s spelen een cruciale rol in de FASTER-richtlijn. Deze richtlijn legt nieuwe en veeleisende nalevingsverplichtingen op aan financiële tussenpersonen en organisaties die vermogensdiensten verlenen, zoals custodians. In veel opzichten zijn de uitvoeringslasten en de daarmee gepaard gaande verantwoordelijkheden voor intermediairs zwaarder dan onder de huidige procedures. Eén van de oorzaken van deze lastenverzwaring is de verschuiving in de verantwoordelijkheid voor de opsporing van fiscale fraude met teruggaveprocedures van de belastingautoriteiten naar de intermediairs. Onder de FASTER-richtlijn zijn de CFI’s verplicht om due diligence-procedures te implementeren die nodig zijn om te beoordelen of investeerders recht hebben op belastingverlichting. Het verzamelen en verifiëren van beneficial ownership statements en de woonplaatsverklaringen zijn ook onderdeel van die due diligence. Ze moeten daarnaast voldoen aan rapportagevereisten en transparantie in hun operaties waarborgen. Rapportages moeten bovendien in een relatief kort tijdsbestek plaatsvinden: namelijk binnen 25 dagen na de zogenoemde record date. Dit is een flinke verhoging in vergelijking met andere fiscale rapportageverplichtingen, zoals FATCA en CRS, QI (het Amerikaanse Qualified Intermediary-systeem), of het Finse TRACE-systeem, die uitgaan van een jaarlijkse aanlevering. Gezien de verificatieverplichting voor de CFI en de benodigde datapunten zal dit een aanzienlijke inspanning vergen. CFI’s kunnen aansprakelijk worden gesteld voor tekortkomingen in deze due diligence en verificatieprocedures. Dit kan leiden tot het opleggen van financiële sancties. Het is aan de individuele EU-lidstaten om de hoogte daarvan te bepalen, maar op basis van de FASTER-richtlijn moeten de sancties in ieder geval hoog genoeg zijn om nalatigheid aan de zijde van de CFI te ontmoedigen.
We verwachten dat door de implementatie van de FASTER-regelgeving de dubbele belasting en uitvoeringskosten voor investeerders fors naar beneden zullen gaan. Als gevolg daarvan zal de post ‘te vorderen bronbelasting’ in de jaarrekening er in de toekomst anders uit gaan zien. Enerzijds zullen posities minder lang openstaan en kan de post daardoor afnemen. Anderzijds kan de FASTER-richtlijn tot meer zekerheid leiden omtrent het daadwerkelijk kunnen verkrijgen van een teruggave. Dit kan resulteren in een toename van deze post, aangezien nu, onder de huidige gebrekkige procedures, een deel van de terug te vorderen bronbelasting niet wordt geclaimd wegens lange doorlooptijden en onzekerheden. Investeerders zullen het wetgevingsimplementatieproces moeten volgen om duidelijkheid te verkrijgen over de vorm van nieuwe aan te leveren documentatie. Daarnaast zullen zij een proces moeten implementeren om beneficial ownership statements af te kunnen geven aan hun CFI’s. Hier zal ook een controle van eigen (eventueel tegengestelde) posities aan ten grondslag moeten liggen.
Voor CFI’s gaat de implementatie van de FASTER-richtlijn de komende jaren tot een forse uitvoeringslast leiden. Zij zullen hun systemen moeten inrichten op de ‘relief at source’- en ‘quick refund’-procedures, due-diligence en verificatieprocedures implementeren en een rapportagecyclus ontwikkelen. De FASTER-implementatiedeadline lijkt misschien ver weg (vóór 31 december 2028), maar gezien de verantwoordelijkheid die bij CFI’s wordt neergelegd en de mogelijkheid dat CFI’s worden geconfronteerd met boetes bij nalatigheid en gebrekkige controle, is het zaak zo snel mogelijk van start te gaan.