{{item.title}}
{{item.text}}
{{item.title}}
{{item.text}}
De manier waarop wij mensen belonen voor werk is niet meer van deze tijd. Om de doeners en de echte talenten op de arbeidsmarkt te waarderen, moeten we naar een realistischer systeem van salariëring en een andere invulling van cao’s, aldus Bastiaan Starink, PwC-expert op het gebied van HR en arbeidsmarkt.
Mede door vergrijzing zien we een toenemende mismatch op de arbeidsmarkt. Zo worden veel mensen nog theoretisch opgeleid, terwijl we juist praktisch geschoolden nodig hebben. Denk daarbij aan het grote tekort aan elektriciens en loodgieters in de bouw, of het tekort aan zorgmedewerkers, politieagenten of personeel voor het leger.
Daarnaast leiden we nog steeds veel mensen op voor de ‘oude competenties’, terwijl we juist mensen met toekomstgerichte competenties nodig hebben. De introductie van kunstmatige intelligentie (AI) versnelt dit proces.
De groeiende vraag naar toekomstgericht talent en doeners zou zich moeten vertalen in een hogere beloning: Hoe groter de vraag naar praktische kennis of talent voor nieuwe competenties, hoe hoger het salaris. Daar ligt immers de grote vraag.
Maar het archaïsche systeem van functiewaardering dat wij in Nederland hanteren ligt hier dwars en zorgt ervoor dat innovatie in cao-afspraken en hogere beloning voor de gewilde beroepen uitblijft.
De beloningsafspraken die in collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) zijn vastgelegd, zijn gebaseerd op deze zogenoemde functiewaarderingssystemen. Zij zijn al decennia geleden ontwikkeld, toen onze wereld er nog heel anders uitzag en aan functies en competenties nog hele andere eisen werden gesteld.
Posities waar een theoretische opleiding voor is vereist, worden onevenredig veel hoger gewaardeerd dan de functies van de ‘doeners’. De hbo’er administratieve dienstverlening ontvangt nu bijvoorbeeld meer salaris dan de lager ingeschaalde, maar wel veel gevraagde elektromonteur met dezelfde leeftijd en jaren ervaring. Dat zorgt voor een ongewenste drang om maar vooral kantoor of leidinggevend – want beter betaald - werk te gaan doen.
Er is nog een ongewenst effect: de prikkel om te investeren in het updaten van de eigen vaardigheden verwatert omdat de banen van vroeger beter betalen dan de banen van de toekomst.
Relatief ouderwetse kenmerken als leidinggeven en theoretische kennis leiden uiteindelijk tot een hogere beloning terwijl het niet meer de zaken zijn die we nodig hebben en het geld waard zijn. Bij de waardering worden schaarste-issues in de eigen organisatie of iemands positie op de arbeidsmarkt daarom letterlijk niet op waarde geschat. Een pijnlijke omissie, naar nu blijkt.
Een (ongewenst) neveneffect is dat we massaal werknemers naar een freelancebestaan zien vertrekken. Als zzp’er kun je immers die schaarste wél te gelde maken, omdat in de vrije markt de functiewaarderingssystemen niet gelden.
Bij bijvoorbeeld uitzendondernemingen zien we al wél meer ‘skills-based’ belonen, zowel voor hun uitzendkrachten als voor het eigen personeel. In deze sector is de directe relatie tussen de waarde en de beloning van vaardigheden al langer gemeengoed.
Wat moet er dan nu gebeuren? Vakbonden en werkgeversorganisaties moeten de functiewaarderingssystemen en cao’s snel innoveren en zorgen dat werknemers in een schaarse functie of met een veel gevraagde ‘skills-set’ extra gewaardeerd worden.
Zo leveren de sociale partners ook een concrete bijdrage aan een beter evenwicht van de arbeidsmarkt.
Bastiaan Starink