PVV, VVD, NSC en BBB hebben een akkoord op hoofdlijnen bereikt en hopen daarmee een nieuw kabinet te vormen. Barbara Baarsma, hoofdeconoom van PwC, ziet dat er weinig aandacht is voor investeringen in productiviteitsgroei.
De teerling is geworpen. Er ligt een hoofdlijnenakkoord en een nieuw kabinet lijkt in aantocht. En alhoewel op veel beleidsterreinen nog niet duidelijk is hoe de gestelde doelen moeten worden behaald, kun je wel een inschatting maken wat het hoofdlijnenakkoord betekent voor economische groei op de lange termijn in het algemeen en de productiviteitsgroei in het bijzonder.
Het is buitengewoon problematisch als de toch al lage productiviteitsgroei in Nederland nog verder inzakt. Als gevolg van het afnemende arbeidsaanbod zakt de groei van de Nederlandse economie sowieso richting 2040 al onder de één procent.
Het hoofdlijnenakkoord besteedt nagenoeg geen aandacht aan dat afnemende aanbod. Al is het goed te lezen dat de vier partijen — ondanks beloften in sommige verkiezingsprogramma’s — niet morrelen aan de in 2014 doorgevoerde verhoging van de AOW-leeftijd en de koppeling daarvan aan de levensverwachting. Wel is het de bedoeling arbeids- en kennismigratie te matigen, wat de arbeidsmarktekorten zal vergroten.
In een vergrijzende economie is er dan nog maar één mogelijkheid om ook in de toekomst te kunnen blijven groeien, en dat is door de arbeidsproductiviteit te stimuleren.
Natuurlijk is groei geen doel op zich, maar het is wel een middel om de schatkist te vullen. De ruimte die groei biedt aan de overheidsfinanciën, kan worden gebruikt om te investeren in brede welvaart. Denk aan de toegankelijkheid van de zorg, de modernisering van onze defensie en het vergroenen van de energieopwekking.
Uit binnenkort te publiceren onderzoek naar de factoren die arbeidsproductiviteitsgroei aanjagen, blijkt dat onderwijs de belangrijkste factor is. Daarbij keken we naar de groei in Nederland, 22 Europese landen en de Verenigde Staten van 2015 tot 2020. Landen die een hoger percentage van hun bbp in onderwijs investeerden, die beter presteerden in de PISA-test van de OESO en die gemiddeld een hoger opleidingsniveau hebben, laten een hogere arbeidsproductiviteitsgroei zien. Innovatie is een tweede factor die nauw samenhangt met productiviteitsontwikkeling.
Het hoofdlijnenakkoord scoort echter juist als het gaat om onderwijs en innovatie niet goed. In het akkoord zelf staan enkele verstandige punten. Neem het voornemen om ‘de beschikbaarheid van talent, versterking van de kenniseconomie, innovatie, en (digitale) infrastructuur’ prioriteit te geven. Of de constatering dat ‘een Herstelplan Kwaliteit Onderwijs urgent noodzakelijk (is) om het tij te keren’.
Maar wie in de budgettaire bijlage bij het hoofdlijnenakkoord op zoek gaat naar de bijbehorende investeringen komt bedrogen uit. Er is geen budget vrijgemaakt voor het Herstelplan Kwaliteit Onderwijs, terwijl er wél 210 miljoen euro wordt bezuinigd op onderwijsgelden bedoeld om kansengelijkheid te bevorderen, waaronder brede brugklassen. Op het hoger onderwijs wordt ook bezuinigd door structureel 215 miljoen euro te korten op sectorplannen die bedoeld zijn om de basis voor wetenschappelijk onderwijs en onderzoek te versterken, en bij het Fonds onderzoek en wetenschap wordt zo’n 1,1 miljard euro weggenomen.
Niet elke bezuinig is per definitie onverstandig. Zo is er best iets voor te zeggen om de instroom van buitenlandse studenten beter te richten op studies waar arbeidsmarkttekorten zijn. Of de ingetekende bezuiniging van 293 miljoen euro realistisch is, valt te betwijfelen. Inconsistent is in elk geval dat het akkoord spreekt over álle studies met tekorten, terwijl in de doorrekening alleen technische studies worden genoemd en niet opleidingen voor beroepen in de zorg of het onderwijs.
Op zoek naar een investeringsagenda gericht op R&D en innovatie valt positief op dat InvestNL de komende drie jaar één miljard euro extra krijgt omdat het een ‘belangrijk vehikel voor investeringen in innovatie en in de potentie van onze economie’ is. Tegelijkertijd wordt echter acht miljard euro weggehaald uit fondsen gericht op innovatie en vergroening: 6,8 miljard euro uit het Nationaal Groeifonds en 1,2 miljard euro uit het Klimaatfonds.
Het nieuwe kabinet wil graag ‘door te investeren in duurzame energiebronnen en innovatie (…) een gunstig klimaat voor ondernemerschap’ creëren. Daar past de greep uit het Klimaatfonds niet bij, evenmin als de structurele bezuiniging van één miljard euro op verschillende subsidies voor duurzame energie.
Als het gaat om de gevolgen voor de groei van de productiviteit biedt het hoofdlijnenakkoord daarom helaas geen hoop, is het geen toonbeeld van lef en maakt het evenmin trots.
Deze blog is eerder als opinie-artikel gepubliceerd in Het Financieel Dagblad.
Barbara Baarsma