Als ik van het PwC-kantoor in Amsterdam naar Schiphol moet, neem ik meestal een Taxi Electric. Steevast is mijn chauffeur dan een vriendelijke zestigplusser. Want behalve dat deze social enterprise alleen gebruik maakt van elektrische auto’s, voeren ze ook een duidelijk personeelsbeleid: Taxi Electric werft haar chauffeurs actief onder vijftigplussers. Volgens het bedrijf halen ze hiermee waardevolle ervaring in huis.
Door Jan Willem Velthuijsen - hoofdeconoom PwC
Taxi Electric is daarmee een schoolvoorbeeld van een onderneming die inspeelt op de ontwikkelingen op de Westerse arbeidsmarkt en het groeiende werkpotentieel van ouderen. Nu de Nederlandse economie tien jaar na het begin van de crisis weer richting de capaciteitsgrenzen groeit, beginnen we de schaarste aan arbeidskrachten te voelen.
Daarbij is het opvallend dat we een belangrijke bevolkingsgroep, namelijk ouderen, in wezen buiten beschouwing laten. Terwijl deze groep een grote bijdrage kan leveren aan de economische groei, definiëren wij de arbeidsmarkt voor ouderen weg. Als we die markt niet snel creëren, zal de schaarste aan arbeidskrachten leiden tot loonstijgingen (fijn voor de gelukkigen) en dus prijsstijgingen (minder fijn voor de minder gelukkigen). Verder zal groei worden begrensd door de macro-schaarste en neemt de ongelijkheid toe.
Ook om een andere reden hebben we trouwens niet veel keus. Tot 2050 groeit het aantal mensen van 55 jaar en ouder in OESO-landen met bijna vijftig procent tot ongeveer 540 miljoen. Het is natuurlijk leuk dat we langer leven, maar de snelle vergrijzing van de bevolking geeft nu al een aanzienlijke financiële druk op onze zorg- en pensioenstelsels. Die druk zal alleen maar toenemen.
Om deze stijgende kosten te compenseren doen we er goed aan oudere werknemers aan te moedigen langer te blijven werken en vooral ook om ze daarbij te ondersteunen. Op die manier verbeteren we niet alleen de lichamelijke en mentale gezondheid van ouderen, we vergroten ook de belastingopbrengsten en ons bruto nationaal product. Tevens beheersen we op natuurlijke wijze een verwijding van de inkomensongelijkheid.
Recent onderzoek van PwC laat zien dat als we in Nederland het werkpotentieel van ouderen beter benutten, we negentig miljard euro aan ons bruto nationaal product kunnen toevoegen. Uit deze Golden Age-index blijkt dat als alle OESO-landen hun beroepsbevolking tussen de 55 en 69 jaar naar het Nieuw-Zeelandse arbeidsparticipatieniveau (78 procent) brengen, dit voor de OESO-landen gezamenlijk zelfs 3,5 biljoen dollar aan extra economische groei oplevert.
In Nederland geeft de huidige situatie weinig reden om een omslag te verwachten. Onder meer de uitstekende kwaliteit van ons pensioensysteem is daaraan debet. We kunnen ons gewoon permitteren om eerder te stoppen met werken. De lage participatie van ouderen is een gevolg van onze welvaart, en de keuze die we als samenleving hebben gemaakt: meer vrije tijd versus een hoger inkomen.
En als ouderen willen blijven werken, wordt het ze niet heel makkelijk gemaakt. Zijn er als gevolg van de veranderende arbeidsverhoudingen wel banen voor ze? Ze moeten zich aanpassen, omdat onder andere door technologie banen snel aan het veranderen zijn. Daarnaast is het Nederlandse bedrijfsleven huiverig om ouderen aan te nemen. Ze worden gezien als duur, niet flexibel en hebben naar het idee van veel werkgevers een hogere kans op uitval.
Het genoemde onderzoek, waarin we ook een vergelijking maken met landen waar het wél lukt om een arbeidsmarkt voor ouderen te bouwen, levert wel aantal suggesties op. Duidelijk is dat de overheid, het bedrijfsleven, maar zeker ook oudere werknemers zelf de verantwoordelijkheid hebben om in deze situatie verandering te brengen. Een van de prioriteiten in de huidige kabinetsoverwegingen zou de toch weer de hervorming van het pensioenstelsel moeten zijn. Ook het invoeren van meer financiële prikkels om het voor mensen mogelijk en aantrekkelijk te maken langer te werken, zou een hoofdpunt op de agenda moeten zijn.
De ondersteuning van een leven lang leren en de subsidiëring van trainingen met het oog op de snelle technologische vooruitgang zijn daarbij ook belangrijk. Werkgevers kunnen op hun beurt oudere werknemers flexibele werktijden en gedeeltelijke pensioenopties aanbieden. Ook bij de inrichting van fabrieken en kantoren en bij de functies die ze aanbieden, kunnen ze meer rekening houden met de andere behoeften en voorkeuren van oudere werknemers. Carrières zijn niet langer lineair als ze van twintig tot zeventig jaar duren, want over zo’n lange periode verandert de mens daar gewoon te veel voor.
Uit ons onderzoek komt verder naar voren dat de beleidsmaatregelen die we bedenken om ouderen te ondersteunen, niet ten koste van jongere werknemers mogen gaan. Ook deze groep mogen we niet vergeten, omdat we anders de balans in de markt op een andere manier verstoren. Met zogenoemde omgekeerde mentorregelingen kunnen jongeren tevens een belangrijke rol spelen bij het aan het werk houden van hun oudere collega’s.
Enkele bedrijven die wij voor de Golden Age-index spraken, werken al met een ouderenbeleid volgens het Britse model ‘retain, retrain, recruit’. Dus je behoudt ouderen, je traint ze en/of je neemt ze bewust aan, zoals Taxi Electric doet. Maar het was wel even zoeken naar bedrijven die dit al bewust doen. Om te zorgen dat we het werkpotentieel van ouderen veel meer benutten, zijn dus structurele maatregelen nodig. En een mentaliteit zoals in Japan waar men al twintig jaar gewend is aan vrolijke werkenden van boven de 65. Niet alleen op de taxi.
Jan Willem Velthuijsen
Energy Transition Economist, PwC Netherlands
Tel: +31 (0)62 248 32 93