De Europese Commissie is afgelopen week een inbreukprocedure gestart tegen Nederland wegens het niet-naleven van de Kaderrichtlijn Water (KRW). Volgens Brussel schiet de vergunningverlening tekort voor het onttrekken van en lozen op water. Nederland worstelt al jaren met de richtlijn die voorschrijft dat grond- en oppervlaktewater in 2027 moet voldoen aan bepaalde kwaliteitsnormen. Dat is niet alleen slecht voor mens en natuur, maar het betekent ook dat Nederland te maken kan krijgen met verdere juridische procedures vanuit Europa. Daarnaast kunnen belanghebbenden als milieuorganisaties gaan procederen tegen het verlenen of vernieuwen van vergunningen van bedrijven om water te onttrekken of te lozen. Bedrijven die hiermee te maken hebben, doen er goed aan zich voor te bereiden op een 'stikstofachtig' dossier, betogen PwC's hoofdeconoom Barbara Baarsma en juridisch expert Skip van Duren.
De aandacht voor water is de afgelopen jaren toegenomen door de verontreiniging van drinkwater, droogte als gevolg van klimaatverandering en vervuiling van water door landbouw, industrie en huishoudens. Die aandacht en die zorgen zijn terecht. Water is cruciaal voor mens en natuur, en voor de productie van voedsel en goederen. Nederland is één van de grondleggers van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), die sinds 2000 van kracht is en ervoor moet zorgen dat overal in de Europese Unie in 2027 water voldoet aan bepaalde normen voor chemische en biologische kwaliteit.
Het is ironisch dat juist Nederland als grondlegger en als kampioen waterbeheer deze normen mogelijk niet haalt. De kwaliteit van het water in Nederland is de afgelopen jaren wel sterk verbeterd, maar te weinig om aan de nieuwe regels te voldoen. Het Nederlandse water bevat onder meer te veel chemische stoffen en meststoffen.
Als Nederland de deadline in 2027 niet haalt, kan het leiden tot vertragen of stilvallen van bedrijfsactiviteiten door juridische procedures. Net zoals het geval was na het niet halen van de stikstofdoelen van de Europese Habitatrichtlijn, kan een deel van Nederland voor bedrijfsmatige activiteiten op slot gaan, wat erg doet denken aan het stikstofdossier. Een belangrijk verschil is dat de effecten van projecten of activiteiten op de waterkwaliteit meer lokaal van aard zijn dan bij stikstof. Een project in een bepaald gebied kan directe gevolgen hebben voor de waterkwaliteit in dat specifieke gebied, zonder dat dit noodzakelijkerwijs gevolgen heeft voor andere gebieden.
De Raad voor de infrastructuur en leefomgeving publiceerde vorig jaar een rapport waarin hij stelt dat een gebrek aan urgentie en vrijblijvende afspraken tussen alle waterbeheerders (rijk, provincie, waterschappen, gemeenten) enkele belangrijke redenen zijn waardoor de normen nog steeds niet zijn gehaald. De raad wees er ook op dat de wettelijke maatregelen waartoe deze partijen verplicht zijn, vaak gebrekkig worden uitgevoerd. Het toezicht schiet tekort, vergunningen worden niet of veel te laat geactualiseerd of de waterzuiveringsinstallaties worden te laat aangepast.
De raad zei nog iets interessants, namelijk dat beleid rondom water te veel beperkt is tot het waterdomein en dat er in andere beleidsterreinen – denk aan mestbeleid, regels voor gewasbestrijdingsmiddelen of chemische stoffen – te weinig rekening wordt gehouden met de normen van de KRW, terwijl ze op die terreinen wel zouden moeten doorwerken. De oorzakenanalyse van de raad doet sterk denken aan de oorzaken die ten grondslag liggen aan de stikstofcrisis.
De vorige verantwoordelijke minister Harbers riep vorig jaar een zogenoemd impulsprogramma in het leven in een ultieme poging de KRW-doelen in 2027 te halen. Maar in zijn laatste brief aan de Tweede Kamer schreef de demissionaire bewindsman dat de waterkwaliteit weliswaar vooruitgaat, maar dat het tempo te laag ligt. Hij noemde het 'spannend' of de huidige aanpak voldoende is om over drie jaar aan de KRW te voldoen. Een van de reden is, aldus Harbers, dat ‘gemakkelijke maatregelen al genomen zijn en dat de resterende maatregelen lastige bestuurlijke keuzes vergen waarover nu onvoldoende scherp het gesprek wordt gevoerd.'
Waarover die 'lastige bestuurlijke keuzes zullen gaan, kan iedereen zich wel indenken. Dan gaat het over de activiteiten van bedrijven die het water vervuilen, maar die economisch gezien wel belangrijk zijn. Over de omvang van de veestapel, over het al dan niet toestaan van bepaalde stoffen in consumentengoederen die via het riool in het water belanden. Veel zal afhangen van de aanpak van het huidige kabinet dat nog bezig is om zijn hoofdlijnenakkoord om te zetten in concreet beleid. De woorden Kaderrichtlijn Water komt in het hoofdlijnenakkoord niet voor, en waar over de kwaliteit en beschikbaarheid van water wordt gesproken, is dat als een randvoorwaarde voor economische productie in sectoren als bouw, transport en landbouw.
Bedrijven moeten ermee rekening houden dat de regels strenger worden. Allereerst de bedrijven die een vergunning hebben of nodig hebben voor het lozen of onttrekken van water. Een vergunning zal minder gemakkelijk worden verleend, ook omdat milieuorganisaties, omwonenden en andere betrokkenen de betreffende overheden aan de juridische lat zullen leggen. Een aantal, vooral grote bedrijven, is zich aan het voorbereiden, maar er zijn nog veel bedrijven die zich er nauwelijks bewust van zijn wat er op hen afkomt. In principe is de KRW relevant voor ieder bedrijf dat water loost, onttrekt of anderszins gebruikt, maar bedrijven in de maaksector (industrie, bouw, primaire productie), organisaties in de zorg (geneesmiddelen) in de voedingsmiddelenindustrie (mest, gewasbescherming, nutriënten) hebben het meest te maken met een aangescherpt (vergunnings)beleid.
Bovendien horen wij in gesprekken die wij voeren met bedrijven, dat de overheid niet klaar is. Vergunningsverleners zoals Rijkswaterstaat en de waterschappen moeten hun vergunningen KRW-proof hebben gemaakt, maar dat is doorgaans nog niet gebeurd. Mede omdat ze worstelen met de vraag hoe ze alle bepalingen uit de KRW moeten interpreteren. Voor bedrijven kan dit serieuze consequenties hebben, omdat ze dus ook niet weten of ze met een oude, eerder verkregen vergunning voldoen aan de KRW.
Dat wil niet zeggen dat bedrijven op dit moment nog niets kunnen doen. Onderstaande vragen bieden aanknopingspunten om aan de slag te gaan met de voorbereiding op de KRW.
Heeft uw bedrijf een plan voor bijvoorbeeld de gevallen waarin bij herbeoordeling van vergunningen blijkt dat de activiteiten strijdig zijn met de KRW-normen?
Lees meer over de juridische gevolgen van het missen van de deadline van de Kaderrichtlijn Water
Neem dan contact met ons op