PwC-onderzoek: onderwijs drijft groei productiviteit

Verhogen productiviteit cruciaal voor vergrijzende samenleving

  • Blog
  • 10 jun 2024
Barbara Baarsma

Barbara Baarsma

Hoofdeconoom, PwC Netherlands

Als het arbeidsaanbod in Nederland door vergrijzing en beperking van de immigratie niet meer toeneemt, blijft er nog maar één mogelijkheid over om ook in de toekomst te blijven groeien: het verhogen van de arbeidsproductiviteit.  Zonder productiviteitsgroei kan Nederland in een negatieve spiraal terecht komen. Investeren in de kwaliteit van het onderwijs is daarom essentieel, aldus PwC's hoofdeconoom Barbara Baarsma.  

Onderwijs is de belangrijkste factor achter de groei van arbeidsproductiviteit. Dat blijkt uit onderzoek dat wij onlangs bij PwC hebben gedaan. Voor Nederland is dit in het bijzonder van belang, omdat wij te maken hebben met een 'productiviteitsparadox': het niveau van de arbeidsproductiviteit is hoog, maar de groei is relatief laag. Andere, vergelijkbare landen, zoals Zwitserland, Denemarken, Zweden of Duitsland, hebben hogere groeicijfers. Bovendien ligt de Nederlandse productiviteitsgroei van 5,3 procent tussen 2012 en 2022 ver onder het EU-gemiddelde van 9,6 procent. 

Dit verschil wordt extra relevant als we in aanmerking nemen dat Nederland kampt met een wijdverbreid tekort aan arbeidskrachten. Als er niet genoeg aanbod van werkenden is en de productiviteit van de werkenden niet genoeg toeneemt om de verminderde groei of zelfs afname van het arbeidsaanbod te compenseren, ziet de toekomst er weinig rooskleurig uit. Andere, beter presterende landen, zoals Denemarken en Zwitserland, kunnen aantrekkelijker worden voor bedrijven om te ondernemen. Bovendien zal de welvaart in deze landen sneller groeien. Economische groei is geen doel op zich, maar het is wel een middel om de schatkist te vullen. De ruimte die groei biedt aan de overheidsfinanciën, kan worden gebruikt om te investeren in brede welvaart. Denk aan de toegankelijkheid van de zorg, de modernisering van onze defensie en de energietransitie.

Benieuwd wat het hoofdlijnenakkoord betekent voor de productiviteitsgroei in Nederland?

Lees de blog van PwC’s hoofdeconoom Barbara Baarsma.

Factoren die niveau van arbeidsproductiviteit bepalen 

Voor ons was de nog altijd onopgeloste productiviteitsparadox reden om te onderzoeken welke factoren de variatie in arbeidsproductiviteit bepalen. Op basis van de methodologie van een onderzoekspaper van de Wereldbank1 maten we het relatieve belang van vier factoren die de productiviteit verklaren: marktefficiëntie, kwaliteit van instituties, onderwijs en innovatie (in de appendix leggen we uit hoe deze factoren worden gemeten). We richtten ons op een selectie van 24 EU- en OESO-landen2, omdat dit welvarende landen zijn die goed vergelijkbaar zijn met Nederland. 

Het kwantificeren van de invloed die elk van de vier factoren heeft op de productiviteit is notoir moeilijk. Arbeidsproductiviteit wordt gemeten als bbp per gewerkt uur, maar de hoogte van het bbp beïnvloedt de hoeveelheid innovatie, die ook weer bepalend is voor de productiviteit. Het is dus moeilijk om een duidelijk verband te leggen tussen productiviteit en de bepalende factoren. Bovendien zijn deze factoren vaak onderling afhankelijk. Onze analyse is een manier om dit probleem aan te pakken.

Onderwijs is de meest dominante factor achter productiviteitsgroei 

Onze bevindingen duiden erop dat onderwijs in de jaren 2015-2020 de factor is die het meest samenhangt met de groei van de arbeidsproductiviteit34. Dit betekent dat landen die meer in onderwijs investeerden (als percentage van het bbp), landen die beter presteerden in de PISA-test en landen met een hoger opleidingsniveau een hogere productiviteitsgroei lieten zien. Werknemers met meer vaardigheden zijn immers in staat om sneller en in grotere volumes te produceren. Onderwijs en innovatie gaan ook hand in hand, aangezien werknemers met betere digitale en andere vaardigheden zich beter kunnen aanpassen aan nieuwe technologieën. Daarnaast kan een beter opgeleide beroepsbevolking de samenleving op vele andere manieren positief beïnvloeden5.

Nederland scoort slecht in internationale PISA-test en investeert relatief weinig

Ondanks de bedenkingen over de toereikendheid van de PISA-steekproef6, rapporteerde Nederland onder een selectie van vergelijkingslanden de grootste daling in de gemiddelde PISA-testscores sinds 2003. Nederland had ook het op één na laagste niveau van onderwijsuitgaven (als percentage van het bbp). Onderwijsuitgaven, bijvoorbeeld door betere leraren7, kunnen de prestaties van leerlingen zeker verbeteren8. Omdat we slechts tot 2020 hebben gekeken, zijn de bijzonder negatieve effecten van de PISA-score van 2022 nog niet voelbaar in de analyse. Deze bevindingen zijn zeer alarmerend, omdat onderwijs juist zo'n grote rol blijkt te spelen bij productiviteitsontwikkeling.

Druk op de kwaliteit van de talentpool slecht voor ondernemingsklimaat 

Als het inderdaad zo is dat het Nederlandse onderwijssysteem leidt tot slechtere onderwijsprestaties, kan dit een grote druk leggen op de kwaliteit van de talentenpool die beschikbaar is voor Nederlandse bedrijven. Als die geen geschoolde arbeidskrachten kunnen vinden, kunnen ze besluiten om hun activiteiten naar het buitenland te verplaatsen of daar uit te breiden. 

Verhogen productiviteit cruciaal voor vergrijzende samenleving

Groei arbeidsproductiviteit is cruciaal voor economische strategie van vergrijzende samenlevingen 

Onderwijs is niet de enige bepalende factor voor productiviteit9. Innovatie, instituties en marktefficiëntie zijn ook belangrijk, hoewel ze volgens onze analyse een kleiner deel van de productiviteitsontwikkeling bepalen. Het is belangrijk om te weten wat de drijvende kracht achter productiviteit is, omdat de groei ervan een cruciaal onderdeel is van de economische strategie van vergrijzende samenlevingen, zoals Nederland. 

Naarmate samenlevingen vergrijzen, neemt de verhouding tussen het aantal mensen in de werkende leeftijd en het aantal gepensioneerden af. Het verhogen van de productiviteitsgroei wordt dan essentieel om dit te ondervangen. In deze context kan een hogere productiviteit de economische output en levensstandaard op peil houden of zelfs verhogen, ondanks de demografische verschuivingen. Het is essentieel om te investeren in alle vier eerdergenoemde factoren om de resterende beroepsbevolking in staat te stellen efficiënter te werken. 

Een uitgebreide beschrijving van het onderzoek naar de macro-economische aanjagers van arbeidsproductiviteit verscheen in de ESB.

1 Kim, Y. E., & Loayza, N. (2019). Productivity growth: Patterns and determinants across the world. World Bank Policy Research Working Paper, (8852). Deze auteurs meten het relatieve belang van 5 factoren. Wegens gebrek aan gegevens hebben we de vijfde factor, infrastructuur, niet opgenomen.
2 België, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten, Zweden en Zwitserland.
3 Ons model verklaart ongeveer 32% van de variantie in de groei van de arbeidsproductiviteit. 
Dit is verklaarbaar omdat veel relevante landspecifieke factoren moeilijk te meten zijn (zoals arbeidscultuur of welzijn) en daarom buiten deze analyse vallen. De grafiek toont de relatieve bijdragen van elke factor aan de variantie van de productiviteitsgroei, exclusief de bijdragen van de vertraagde doorwerking van arbeidsproductiviteit (5 jaar) en jaardummies. Innovatie en onderwijs zijn in het model vertraagde variabelen (zogenoemde lagged variables).
4 Naast onderwijs nemen we ook marktefficiëntie mee, omdat de mate waarin markten efficiënt werken (door concurrentie) bepaalt hoe goed bedrijven middelen alloceren en efficiënte marktwerking stimuleert productiviteitsontwikkeling; instituties, die deze competitieve omgeving ook kunnen creëren door eigendomsrechten effectief te beschermen en er tegelijkertijd voor te zorgen dat de juiste prikkels worden gegeven; en innovatie, die door bij te dragen aan de ontwikkeling van nieuwe technologieën om routinematige en repetitieve taken over te nemen, ruimte creëert voor werknemers om zich bijvoorbeeld te richten op complexere of meer rendabele taken.
5 Huang, J., Van den Brink, H. M., & Groot, W. (2009). A meta-analysis of the effect of education on social capital. Economics of education review, 28(4), 454-464.
6 Fairley, K. (2024), Trek niet te snel conclusies over de beroerde leesprestaties van Nederlandse jongeren, Volkskrant, 5 maart.
7 Belmonte, A., Bove, V., D’Inverno, G., & Modica, M. (2020). School infrastructure spending and educational outcomes: Evidence from the 2012 earthquake in Northern Italy. Economics of Education Review, 75, 101951.
8 Card, D., & Krueger, A. B. (1996). School resources and student outcomes: An overview of the literature and new evidence from North and South Carolina. Journal of economic Perspectives, 10(4), 31-50
9 Syverson, C. (2011). What determines productivity?.  Journal of Economic literature, 49(2), 326-365.

Over de auteur

Barbara Baarsma

Barbara Baarsma, is hoofdeconoom van PwC Nederland en geeft in deze rol leiding aan het economisch bureau van PwC. Sinds 2009 is zij hoogleraar Toegepaste Economie aan de Universiteit van Amsterdam. Daarnaast vervult zij verschillende maatschappelijke nevenfuncties. Zo is zij voorzitter van de Bankraad van DNB en lid van het Nederlands Comité voor Ondernemerschap.

Appendix: welke variabelen ten grondslag liggen aan de 4 factoren 

  1. Innovatie:
    • GERD: bruto binnenlandse uitgaven aan O&O (als % van het bbp)
    • BERD: bedrijfsuitgaven voor O&O (als % van het bbp)
    • Aantal patenten per hoofd van de bevolking
    • Aantal wetenschappelijke en technische artikelen per hoofd van de bevolking
  2. Onderwijs:
    • PISA-scores (ontbrekende waarden zijn ingevuld om lineaire trend te creëren, omdat de test slechts om de drie jaar wordt afgenomen)
    • Overheidsuitgaven voor onderwijs (als % van het bbp)
    • Onderwijsniveau: % personen ouder dan 25 jaar met minstens kort tertiair onderwijs afgerond (in Nederland minimaal associate degree)
  3. Marktefficiëntie:
    • IMF Financial Development Score (gemiddelde): rangschikking van landen op diepte, toegankelijkheid en efficiëntie van financiële instellingen en financiële markten.
    • Ease of Doing Business Index van de Wereldbank: samenvoeging van verschillende variabelen die de bedrijfsvriendelijkheid van landen beschrijven.
    • Herfindahl Hirschman Index: som van gekwadrateerde marktaandelen (maatstaf voor marktconcentratie)
  4. Instituties:
    • Worldwide Governance Indicators (WGI - Wereldbank): beschrijven patronen in de kwaliteit van bestuur in de volgende zes domeinen:
    • ‘Voice and accountability’ (inspraak en verantwoordingsplicht) 
    • Kwaliteit van regelgeving
    • Politieke stabiliteit en afwezigheid van geweld/terrorisme
    • Rechtsstaat
    • Doeltreffendheid van de overheid
    • Controle van corruptie

Volg ons