De Europese Green Deal is Europa’s ‘Man op de Maan’-moment, zei voorzitter Ursela von der Leyen tijdens de presentatie van de Green Deal eind december in Brussel. Met deze woorden gaf ze de Green Deal de lading van een groot doorbraakmoment in de aanpak van klimaatverandering. De ambitie van de Europese Unie om in 2050 een circulaire economie te hebben die geen broeikassen uitstoot, is echter overschaduwd door de zware economische gevolgen van de Covid-19-crisis.
In Europa is de discussie over de Green Deal daardoor opgelaaid en dan met name toegespitst op de vraag of het economisch herstel in een groene, duurzame richting gestuurd moet worden. Europa zou juist het continent moeten zijn waar, in de woorden van het Internationaal Energie Agentschap (IEA), deze ‘duale’ politiek zou moeten worden nagestreefd, juist omdat deze welvarende en energie-intensieve landen hun natuurlijke (fossiele) energiebronnen vrijwel hebben uitgeput.
Covid-19 is een kolossale test voor Europese overeenstemming om klimaatverandering aan te pakken. Een brief, ondertekend of gesteund door zeventien Europese milieuministers, waaronder minister Wiebes van Economische Zaken van Klimaat, stelde dat de Green Deal het uitgangspunt zou moeten zijn van economisch herstel. Echter, ministers van de overige tien lidstaten (vooral uit Midden- en Oost-Europa) steunden of ondertekenden dit document niet. Half maart liet de Tsjechische premier Babis al weten dat wat hem betreft de Green Deal van de Europese agenda kon verdwijnen om helemaal te focussen op de Covid-19-crisis. Deze discussie zal met naar verwachting het oog op de voortdurende onderhandelingen over de meerjarige Europese begroting voorlopig doorgaan
Het is echter niet alleen de politieke discussie die de recente Green Deal bedreigt. Er zijn evenzeer economische uitdagingen. Op dit moment staan de olieprijzen op een historisch laag niveau als gevolg van de ingestorte vraag. De prijs voor uitstootrechten (de ETS-prijs) daalde drastisch in maart om daarna weer een beetje op te krabbelen, maar niet tot het niveau van voor de crisis. De crisis heeft kortom ‘bruine’ alternatieven goedkoper gemaakt en hierdoor de businesscase voor groene investeringen verslechterd. Deze economische omstandigheden zullen zonder ingrijpen de transitie naar duurzaamheid vertragen. Als we de afgesproken klimaatdoelen willen halen, is er juist een sterkere focus op groen nodig. En omdat de economische parameters - in ieder geval op korte termijn - ongunstig zijn, vereist dat actie.
|
December 2019 |
Maart/april 2020 |
Invloed op de groene transitie |
---|---|---|---|
Economische vooruitzichten |
1.3%* |
-4.5% tot -8.8%** |
|
Olie- en gasprijzen (Brent crude, USD/vat) | 66.50 USD*** |
19.50 USD**** |
|
EU ETS (EUR/ tonne CO2) |
€26.50***** |
€16 tot 20****** |
|
* CPB-raming op 18 december 2019
** PwC-raming 14 april 2020 (gebaseerd op CPB data)
*** 22 april 2020
**** 19 december 2019
***** 20 december 2019
****** 24 april
In onze visie is de crisis geen reden om de Green Deal te vertragen, laat staan op te geven. Zoals verschillende studies hebben uitgewezen, zijn de gevolgen van de opwarming van de aarde onvoorstelbaar groot en kunnen we ons uitstel van maatregelen hiertegen niet langer veroorloven. Bovendien gaat de Green Deal niet alleen over het redden van de aarde, maar net zo goed over het toekomstbestendig maken van de Europese economie. Het gaat om zaken als innovatie, digitalisering, concurrentievermogen, een betrouwbare voedselketen en een grotere onafhankelijkheid op het gebied van grondstoffen en energie.
De komende tijd zullen overheden op Europees en nationaal niveau grote sommen geld in de economie pompen om de gevolgen van de zogenoemde lock-downs te verzachten en de economie op gang te brengen. De Europese Unie stelde al snel vanuit haar eigen begroting 40 miljard euro beschikbaar aan noodfondsen om de gevolgen van Covid-19 aan te pakken. Daarbovenop komt een steunpakket van 540 miljard euro waarover de Europese ministers van Financiën het recentelijk eens werden. In Nederland heeft de regering een bedrag van 90 miljard euro (12% van het BBP) genoemd dat zij kan uittrekken voor de bestrijding van de crisis. Als deze stimuleringspakketten slim ingezet worden kunnen deze het economisch herstel aanjagen en tegelijkertijd onze economie in een nieuwe en duurzame richting bewegen.
In tijden als deze is leiderschap cruciaal. Als mensen geconfronteerd worden met grote economische onzekerheid, wordt de zorg voor milieu en klimaat vaak gezien als ‘nice to have’ in plaats van een ‘need to have’. We hebben leiders nodig, in politiek, wetenschap en de samenleving als geheel, die ons allen ervan kunnen overtuigen dat de strijd tegen klimaatverandering uiterst noodzakelijk is. We moeten de langetermijndoelen niet uit het oog verliezen en langetermijnbeslissingen vermijden. Dat zou pas echt schadelijk zijn voor de economie.
De Green Deal, zoals deze in december vorig jaar werd gepresenteerd, is geen gedetailleerd plan maar een document dat de Europese ambities en toewijding beschrijft voor het bereiken van een emissieloze en circulaire samenleving. Het is daarom niet verrassend dat het stuk veel vragen opriep toen het werd gepubliceerd. Een aantal van deze vragen heeft door de ongekende crisis alleen maar meer urgentie gekregen. Een zorgvuldige overweging hiervan is noodzakelijk om verder te kunnen gaan.
Verschil tussen landen
De transitie naar een economie die circulair is en waarin de uitstoot van broeikasgassen tot nul is gereduceerd in 2050, vergt zeer grote investeringen. De Europese Commissie rekent met een triljoen (duizend miljard) euro voor de komende tien jaar, op te brengen uit de EU-begroting, door de lidstaten en publieke en private investeringen. Het bereiken van overeenstemming over de Europese begroting wordt moeilijker wanneer oude politieke scheidslijnen opnieuw zichtbaar worden. Voor landen zoals Polen waar 77 procent van de binnenlandse energieproductie gebaseerd is op kolen, zal de overgang naar een groene economie moeilijker en duurder zijn dan in sommige kleinere lidstaten waar de binnenlandse energieproductie helemaal is gebaseerd op hernieuwbare energie.
Essentiële vragen om verder te gaan zijn: wat is de relatieve verdeling tussen publiek en privaat geld in de noodzakelijke investeringen? Hoe zullen kosten, risico’s en opbrengsten worden verdeeld tussen landen die aanzienlijk verschillen van elkaar als het gaat om inkomen per hoofd van de bevolking? Om een voorbeeld te geven: de relatieve koopkracht per inwoner in Bulgarije ligt op 51 procent van het Europese gemiddelde, terwijl deze in Nederland op 130 procent ligt. En is in deze tijd van historisch lage reële rentes, de discussie over lastenverdeling tussen generaties en lidstaten wel of niet een probleem? Is het zogenoemde Just Transition Fund, dat de Europese Commissie heeft voorgesteld om de pijn van de landen te verzachten die onevenredig hoge kosten moeten maken voor de energietransitie, voldoende gevuld? En steunt het daadwerkelijk de economieën die dat het meest nodig hebben?
Verschillen tussen burgers
Publieke steun voor de Green Deal hangt evenzeer af van een eerlijke verdeling van de transitiekosten tussen rijke en arme burgers. Kernbegrippen in de Green Deal zijn ‘laat niemand achter’, ‘eerlijk’ en ‘inclusief’. Welke gevolgen hebben maatregelen uit de Green Deal voor mensen met een lager inkomen? Als deze niet goed doordacht worden ingevoerd, heeft dat vooral gevolgen voor de mensen die ook al hard worden getroffen door de huidige Covid-19-crisis.
Om dit in context te plaatsen: Gemiddeld besteedt het armste huishouden in Europa tien procent van zijn inkomen aan energie, terwijl zijn rijkere evenknie gemiddeld daaraan ongeveer zeven procent uitgeeft. Er zijn echter grote verschillen tussen lidstaten. Een huishouden met een laag inkomen in Zweden is drie procent van zijn uitgaven kwijt aan energie, terwijl dat in Slowakije ruim 23 procent is. Worden burgers gecompenseerd voor een hogere energierekening en welke vorm van compensatie werkt dan het beste?
Het is de overheid die de grootste rol heeft als het gaat om de herverdeling van de sociale kosten, opbrengsten en risico’s. Zij kan het gedrag beïnvloeden van consumenten en het bedrijfsleven en coördinatieproblemen oplossen. De overheid heeft daartoe verschillende beleidsinstrumenten tot haar beschikking.
Beprijzing, subsidies en steun voor infrastructuur zijn relatief oncontroversiële beleidsinstrumenten. Het uiteindelijke ontwerp van deze regelingen roept echter wel vragen op.
In tijden van crisis is het nog belangrijker om, bij het opstellen van regelgeving, aandacht te blijven houden voor het concurrentievermogen van de Europese industrie. Het instandhouden van het concurrentievermogen van Europa is een van de succesfactoren voor het slagen van de groene ambities. Ook nationale staten zullen daarmee bij het opstellen van eigen regelgeving rekening moeten houden. Wereldwijde afstemming en coördinatie moeten hoog op de agenda blijven staan.
Het invoeren van een belasting voor CO2 aan de grenzen van de EU zoals de Europese Commissie heeft voorgesteld (het zogenoemde ‘carbon border adjustment mechanism’), kan noodzakelijk zijn om mondiaal een gelijk speelveld te creëren voor de Europese industrie. Een dergelijke grensbelasting kan echter stuiten op juridische bezwaren als deze niet in overeenstemming is met de regels van de wereldhandelsorganisatie WTO. Ook zou zij kunnen leiden tot verscherpte spanningen tussen de Verenigde Staten en de EU.
Jan Willem Velthuijsen
Energy Transition Economist, PwC Netherlands
Tel: +31 (0)62 248 32 93
Partner, Energy transition and sustainable energy, PwC Netherlands
Tel: +31 (0)65 160 08 61
Gülbahar Tezel
Partner Strategy&, Lead Denktank Energietransitie, PwC Netherlands
Tel: +31 (0)61 391 56 71