Repareren of weggooien? Dat is de vraag. Het recht op reparatie houdt in dat consumenten in principe het recht moeten hebben om hun (elektronische) apparaten te laten repareren in plaats van weg te gooien. Het is een van de strategieën om af te stappen van het huidige lineaire productiesysteem en over te gaan op een circulair systeem. Het recht op reparatie maakt deel uit van de ambitie van de Green Deal om de economie van de EU circulair en grondstofzuiniger te maken door economische groei los te koppelen van het gebruik van hulpbronnen.
Reparaties worden in de Green Deal ook als consumentenrecht genoemd. De consument moeten kunnen kiezen voor herbruikbare, duurzame en repareerbare producten. Desondanks is er op dit vlak tot op heden weinig wetgeving tot stand gekomen. En de regelgeving die in 2021 in werking is getreden als onderdeel van de Europese Ecodesign-richtlijn heeft momenteel alleen betrekking op grote apparaten.1 Voor kleinere consumentenelektronica zijn er nog geen regels.
Het recht op reparatie is dus in hoge mate een door de consument gedreven ontwikkeling. Het is begonnen als beweging om consumenten de optie te geven (elektronische) apparaten te laten repareren, in plaats van aan het einde van de levensduur weg te gooien en te vervangen. Volgens een Eurobarometer-enquête wil 77% van de EU-burgers hun apparatuur liever laten repareren dan vervangen en vindt 79% dat fabrikanten wettelijk verplicht moeten worden om de reparatie van digitale apparaten of de vervanging van onderdelen te faciliteren.2
De vraag is dus waarom wij niet nu al een groter deel van de vele oude elektronische producten laten repareren. In dit artikel proberen wij daarop een antwoord op te geven. Dat doen we door te beginnen met het feit dat de afwezigheid van een recht op reparatie ook vanuit economisch oogpunt een probleem creëert.
1Fabrikanten van grote elektrische apparaten, zoals koelkasten of wasmachines, zijn op grond van de Ecodesign-richtlijn verplicht om gedurende tien jaar na fabricage vervangende onderdelen te leveren aan erkende monteurs.
2Europees Parlement (2020), Persbericht: Parlement wil Europese consument "recht op reparatie" geven.
Consumenten gebruiken wereldwijd jaarlijks steeds meer elektronicaproducten. Dit geldt ook voor de EU.3 Deze consumententrend in combinatie met de kortere levensduur van producten betekent dat jaarlijks ook steeds meer producten worden afgedankt,4 met ernstige milieugevolgen als dit niet op de juiste wijze gebeurt. Economen noemen dit een negatieve externaliteit. De economische bedrijvigheid van een economische entiteit heeft een negatief effect op anderen, in dit geval het milieu of de samenleving als geheel, die zich geconfronteerd ziet met een berg aan elektronisch afval.
E-waste is zelfs de snelst groeiende afvalstroom in de EU.5 De hoeveelheid e-waste neemt wereldwijd naar verwachting toe van 53,6 miljoen ton in 2019 naar 74,7 miljoen ton in 2030.6 In de EU werd in 2018 vier miljoen ton aan elektronicaproducten weggegooid. Dat is bijna acht kilo per hoofd van de bevolking.7
Aanvullend speelt ook het probleem van schaarse, ongelijk verdeelde hulpbronnen. In smartphones en andere elektronica worden veel “kritieke grondstoffen” verwerkt. Als daarvan meer wordt gebruikt dan de aarde kan leveren, kan er aan bepaalde grondstoffen schaarste ontstaan. Van de 54 grondstoffen die voor de EU als kritiek gelden, wordt 90% geïmporteerd, meestal uit China.8
3De Universiteit van de Verenigde Naties (2020), In-depth review of the WEEE Collection Rates and Targets.
4Eurostat: Waste electrical and electronic equipment (WEEE) by waste management operations.
5Europees Parlement (2021), Plastic afval en recycling in de EU: feiten en cijfers.
6De Universiteit van de Verenigde Naties (2020), Global E-waste Monitor 2020.
7Eurostat: Waste electrical and electronic equipment (WEEE) by waste management operations.
8Rijksoverheid (2016), Nederland circulair in 2050.
Hoewel recycling van materiaal uit afgedankte producten een oplossing is om de negatieve externaliteiten van onze productie- en consumptiekeuzes te verminderen, heeft het langer gebruiken van producten nog altijd een groter positief effect op het milieu dan recyclen. Recycling betekent nog steeds dat je dingen opnieuw moet kopen, wat de consument, het bedrijfsleven of de planeet meer kost.
Als je iets repareert met het oog op hergebruik bespaar je op de energie die nodig is om een product volledig te ontmantelen en een nieuw product te maken. Daarnaast ga je ook het weglekken van waarde tegen dat optreedt op het moment dat je onderdelen weggooit die niet kunnen worden gerecycled. Figuur 3 laat zien dat met recycling een stap wordt gezet richting een circulaire economie, maar dat onderdelen van producten en sommige materialen nog steeds worden weggegooid. Repareren voor hergebruik sluit de kringloop omdat producten langer in gebruik blijven.
Bij de consument lijkt in toenemende mate de wens te ontstaan om kapotte apparaten te repareren. Dat is goed nieuws voor de planeet. Economisch gezien zou in een vrije-markteconomie de vraag naar reparaties vanuit de consument moeten resulteren in het ontstaan van een markt voor reparaties. Waarom gebeurt dit dan niet?
Een van de antwoorden op deze vraag is dat repareren ten behoeve van hergebruik een vrij nieuwe ontwikkeling is. Uit een consumentenonderzoek uit 2018 bleek dat slechts acht procent van de respondenten wel eens een tweedehands mobiele telefoon had gekocht. Voor de kleine minderheid die wel eens een tweedehands mobiele telefoon had gekocht, was de lagere prijs veruit de belangrijkste reden - 64,6% gaf dit als reden op. Milieuoverwegingen waren voor slechts 19,6% van de respondenten een drijfveer.9
Het tweede antwoord op deze vraag ligt aan de productiezijde. Voor fabrikanten is er van oudsher weinig stimulans om repareerbare producten te maken. Het was in het verleden kostbaarder om een gedecentraliseerd systeem voor reparaties op te zetten dan een gecentraliseerd distributiesysteem voor nieuwe producten in stand te houden. Het optuigen van een reparatiesysteem wordt bemoeilijkt door versnipperde inzamelingsmethodes, het groeiende aantal onderdelen dat in elektronica wordt verwerkt en het feit dat repareren technisch gezien complex is. Simpel gezegd zijn de marginale kosten van een reparatie hoog en de marginale baten laag. Als gevolg hiervan is de nadruk bij het ontwerpen van producten komen te liggen op het op de markt brengen van een steeds grotere stroom nieuwe producten.
9Cerulli-Harms, A. et al. (2018), Behavioural Study on Consumers’ Engagement in the Circular Economy - Final report.
Een lineair economisch model creëert weinig stimulans voor een tweedehandsmarkt. In een lineair systeem hebben oude producten weinig of geen waarde. Dit geldt met name voor productcategorieën met een hoge innovatiesnelheid. Veel consumentenelektronica valt in deze categorie en is dus zeer snel verouderd. Denk bijvoorbeeld aan een smartphone, die op een volwassen markt gemiddeld om de twee jaar wordt vervangen10 en waarvoor er maar in beperkte mate een tweedehandsmarkt is. Repareren ten behoeve van hergebruik heeft vaak weinig zin omdat oudere apparaten door upgrades bijvoorbeeld niet meer verenigbaar zijn met nieuwe besturingssystemen. Dit zorgt ervoor dat er maar een beperkte markt voor is, ook voor opgeknapte toestellen. Daar komt bij dat mode ook een rol speelt in de keuze van de consument.
Voor sommige producten zijn er al meer ontwikkelde inzamelingssystemen en tweedehandsmarkten beschikbaar. De producten met het grootste marktaandeel op de tweedehandsmarkt zijn losse koelkasten en wasmachines.11 Met de inwerkingtreding van de Ecodesign-richtlijn voor producenten van grote elektrische apparaten zal zowel de tweedehandsmarkt als de reparatiesector naar verwachting in de loop der tijd een sterkere groei vertonen. Wij denken dan aan producten waarbij de (tragere) innovatiesnelheid het voor de consument aantrekkelijker maakt om een tweedehands product te overwegen.
Daar zou ook verandering in kunnen komen als we kijken naar de trends bij andere tweedehands producten.12 Bij smartphones zien we bijvoorbeeld al een opwaartse tendens wat betreft een langere levensduur en dat kan een stimulans betekenen voor het repareren, renoveren en opwaarderen van producten om de levensduur te verlengen.
10CNBC (2019), Smartphone users are waiting longer before upgrading - here’s why.
11PRNNewswire (2018), Global Second Hand Appliances Market to 2025 - Freestanding Fridge Freezers and Freestanding Automatic Washing Machines Hold the Largest Market Share.
12PwC (2019), The Road to Circularity.
De tweede reden waarom het recht op reparatie niet al veel meer in zwang is, zijn de kosten van inzameling en reparatie. Consument laten zich bij hun beslissing over reparaties leiden door kosten en (reparatie)gemak. In bovengenoemd consumentenonderzoek uit 2018 gaf 40% van de consumenten aan dat zij hun mobiele telefoon niet lieten repareren vanwege de kosten. Nog eens 6% wist niet hoe of waar zij hun product konden laten repareren en 10% gaf aan dat repareren te veel moeite kost.13 Uit online bronnen blijkt dat het vervangen van een kapot scherm alleen al tussen de 33% en 51% van de aanschafprijs van een nieuw toestel kost.14
Niettemin is er een groeiende trend om in ieder geval sommige producten te laten repareren en stijgt de omzet in de reparatiesector.15 Consumentenwebsites zoals iFixit publiceren inmiddels repareerbaarheidsscores, zodat consumenten bij de keuze voor een product ook de levensduur kunnen meewegen.16 Daarnaast hebben sommige landen, zoals Frankrijk, een eigen index opgesteld om consumenten te helpen bij het maken van technologische keuzes.17
13Cerulli-Harms, A. et al. (2018), Behavioural Study on Consumers' Engagement in the Circular Economy - Final report.
14Nextpit: Why are smartphone repairs so expensive?
15Eionet (2020), Electronic products and obsolescence in a circular economy.
16Zie bijvoorbeeld: https://nl.ifixit.com/#
17Indice de reparabilité: https://www.indicereparabilite.fr/appareils/smartphone
Vanuit economisch oogpunt moeten de marginale reparatiekosten omlaag, hetzij autonoom hetzij met steun van de overheid. Aangezien tweedehandsmarkten niet snel genoeg tot stand komen om een grotere berg elektronisch afval te voorkomen, valt er iets te zeggen voor overheidsingrijpen.
Overheden en de EU kunnen een aantal dingen doen om repareren ten behoeve van hergebruik te stimuleren.
Om te laten zien hoe dit werkt, gebruiken wij een eenvoudige grafiek, waarin we kijken op welke wijze de marginale reparatiekosten en de vraag naar repareerbaarheid - als die vraag er niet is, zal er ook geen tweedehandsmarkt zijn (zie hierboven) - van invloed zijn op de keuze van de consument om een elektrisch of elektronisch apparaat al dan niet te laten repareren.
Als voorbeeld nemen we twee gestileerde producten, de smartphone en de e-bike, om te laten zien hoe de prikkels voor reparatie en hergebruik per productcategorie verschillen. De smartphone is een product met een hoge omloopsnelheid en een bepaalde modewaarde, waarbij er minder vraag is naar reparaties/gerepareerde producten en de reparatiekosten ook hoog zijn, terwijl de e-bike een gebruiksproduct is, waarbij de vraag naar repareerbaarheid hoog is (er is een tweedehandsmarkt) en reparaties ook relatief minder duur zijn (zie figuur 4).
In dit voorbeeld willen we voor beide producten naar het kwadrant rechtsonder. Dat is het punt waarop een inzamelings- en reparatiemarkt aantrekkelijk is voor nieuwkomers (korte termijn) en er voor fabrikanten voldoende prikkels zijn om producten te gaan ontwerpen voor gebruik-reparatie-hergebruik (lange termijn).
Een van de belangrijkste manieren waarop beleidsmakers consumenten ertoe kunnen bewegen om een apparaat te laten repareren, is via belastingen of heffingen. Bijvoorbeeld via de btw (belasting over de toegevoegde waarde). Overheden zouden de btw kunnen verhogen op nieuwe apparaten in categorieën waar de vraag naar repareerbaarheid bijzonder laag is, of juist verlagen op tweedehandsproducten of reparatiediensten. Binnen de EU hebben Ierland, Luxemburg, Malta, Nederland, Polen, Slovenië, Finland en Zweden de btw op sommige tweedehandsproducten en reparatiediensten al verlaagd en is in Frankrijk het inzamelen en verkopen van tweedehandsproducten door sociale ondernemingen vrijgesteld van btw.
Een ander voorbeeld van hoe een belasting of heffing kan werken, is de ‘verwijderingsbijdrage', waarbij de consument bij aanschaf een vergoeding betaalt voor het afvoeren van een product. In figuur 5 is te zien hoe een fiscale stimulans uitpakt.
Omgekeerd zou je ook subsidies aan consumenten of producenten kunnen geven om een markt te helpen opschalen. Ook zo kun je in het kwadrant rechtsonder komen.
Een andere manier om reparaties te stimuleren is door reparaties goedkoper te maken. Dit kan worden bereikt door reparatiegericht te ontwerpen en door slimmere toeleveringsketens, zodat ook een omgekeerd systeem van inzamelen en repareren eenvoudiger kan worden opgezet. Overheden en de EU kunnen dit verplicht stellen via standaardisatie en voorschriften voor reparatiemogelijkheden, beschikbaarheid van reserveonderdelen en circulaire afvalstromen. Maar ook voor het bedrijfsleven ligt hier een rol. Hoe dit in de praktijk uitwerkt, is te zien in figuur 6. In dit voorbeeld is reparatiegericht ontwerpen het belangrijkste in te zetten instrument, maar zoals gezegd kan dit gekoppeld worden aan slimmere toeleveringsketens, reparatieopties en de beschikbaarheid van reserveonderdelen.
Als overheden, de EU en het bedrijfsleven de krachten bundelen en alle beschikbare instrumenten inzetten, worden repareren ten behoeve van hergebruik en het recht op reparatie ook een meer haalbare kaart voor producten waarvoor op dit moment geen (goed ontwikkelde) tweedehandsmarkt bestaat. Enerzijds vanwege een geringe consumentenvraag en anderzijds door de hoge marginale kosten. In ons gestileerde voorbeeld worden de marginale kosten voor de reparatie van een smartphone dan gelijk aan die van een e-bike en neemt ook de vraag naar repareerbaarheid toe (zie figuur 7).
Voor bedrijven betekent de nieuwe nadruk op repareerbaarheid dat zij de komende jaren met aanvullende wetgeving te maken zullen krijgen. Maar ook afgezien van de regeldruk zijn er goede redenen voor bedrijven om na te denken over de vraag hoe zij repareren, renoveren en opwaarderen in hun bedrijfsmodel kunnen integreren. Zoals gezegd, is reparatiegericht ontwerpen een belangrijke factor in de marginale kosten van een reparatie en zou dit een fundamenteel beginsel van productontwerp en -innovatie moeten zijn. Een bedrijf wordt zo ook minder afhankelijk van nieuwe grondstoffen en onderdelen binnen het toeleveringsnetwerk. Door producten en materialen langer te gebruiken, lekt er immers minder waarde weg, wat uiteindelijk ten goede komt aan de consument, de producent of de samenleving als geheel. In die zin is minder verspillen ook bedrijfseconomisch gezien een goede zaak.
Voor bedrijven begint dit met het integreren van reparatie en hergebruik in hun strategie. Zo worden reparatie en hergebruik strategische prioriteiten binnen het bedrijf en leveren ze een bijdrage aan de duurzaamheids- en SDG-ambities van het bedrijf.
Daarnaast is het belangrijk dat bedrijven investeren in capaciteit om het reparatieproces efficiënt te faciliteren. Bedrijven moeten een efficiënte, omgekeerde toeleveringsketen inrichten, voor de meest gangbare reparatiecategorieën reparatiecapaciteit consolideren, een kostenefficiënte strategie voor de levering van reserveonderdelen ontwikkelen, werknemers opleiden en duidelijke reparatiehandleidingen beschikbaar stellen. Ook moet worden nagedacht over hergebruik van onderdelen van niet te repareren producten voor het repareren van andere producten.
In deze gedachtengang zal een bedrijf ook moeten zoeken naar synergieën met bestaande bedrijfsprocessen, bijvoorbeeld door het combineren van ’forward’ en ‘reverse supply chain assets’ of door het combineren van productie- en reparatiecapaciteit.
Jan Willem Velthuijsen
Energy Transition Economist, PwC Netherlands
Tel: +31 (0)62 248 32 93