04/11/21
Wij hebben een selectie gemaakt van de belangrijkste actuele fiscale tips en aandachtspunten voor uzelf en uw organisatie. Onze selectie is gebaseerd op de wetsvoorstellen in het kader van het pakket Belastingplan 2022 tot en met de Memorie van Antwoord aan de Eerste Kamer van 26 november 2021. Ook tips aan de hand van eerdere of andere lopende wetsvoorstellen komen aan bod, net als tips die verband houden met (tijdelijke) goedkeuringen in het kader van de COVID-19-crisis.
Eind december 2021, na de stemming in de Eerste Kamer, wordt bekend of alle maatregelen uit het pakket Belastingplan 2022 de eindstreep halen. Wij volgen alle ontwikkelingen op de voet en informeren u daarover.
Als u bijzonder uitstel van betaling (BUVB) hebt aangevraagd, moet u vanaf 1 oktober 2022 uw belastingschuld voldoen in 60 maandelijkse termijnen. Omdat al het verleende BUVB stopt vanaf 1 januari 2022, moet u vanaf die datum weer voldoen aan alle betalingsverplichtingen die vanaf die datum zijn ontstaan. Dit is met inbegrip van betalingsverplichtingen die hun oorsprong vinden in de periode voor 1 januari 2022, zoals de betalingsplicht voor de btw of loonheffingen over december 2021 of het vierde kwartaal 2021.
Als gevolg van COVID-19 is de invorderingsrente per 23 maart 2020 tijdelijk verlaagd van 4 procent naar 0,01 procent. Deze verlaging zal tot en met 30 juni 2022 duren en het rentepercentage zal vanaf 1 juli 2022 stapsgewijs toenemen.
Deze stapsgewijze toename van de invorderingsrente zal als volgt zijn:
Ook de belastingrente was als gevolg van COVID-19 tot 1 oktober 2020 tijdelijk verlaagd van 8 procent voor de vennootschapsbelasting en 4 procent voor andere belastingen naar 0,01 procent. Vanaf die datum geldt het tarief van 4 procent voor alle belastingen. Het percentage belastingrente voor de vennootschapsbelasting gaat echter vanaf 1 januari 2022 weer omhoog naar 8 procent.
Dividendbelasting en kansspelbelasting kunnen in de regel verrekend worden met de verschuldigde vennootschapsbelasting. In de Franse zaak Sofina heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie geconcludeerd dat de methodiek van de verrekening van Franse dividendbelasting in strijd is met EU-recht. Aangezien deze conclusie in bepaalde omstandigheden ook in Nederland getrokken zou kunnen worden, was per besluit goedgekeurd dat teruggaaf van voorheffingen verleend kan worden aan niet in Nederland gevestigde lichamen. Doordat niet in Nederland gevestigde lichamen echter veelal geen of nauwelijks vennootschapsbelasting verschuldigd zijn, diende het verschil teruggegeven te worden.
Dit besluit zal met ingang van 1 januari 2022 temporeel worden beperkt. Deze beperking houdt in dat in specifieke situaties verrekening van voorheffingen slechts mogelijk is tot het bedrag aan te bepalen vennootschapsbelasting.
Het is daarom voor niet in Nederland gevestigde lichamen aan te raden om voor 1 januari 2022 na te gaan of nog een verzoek tot teruggaaf van voorheffingen gedaan kan worden. Ter volledigheid merken wij op dat de niet verrekende voorheffingen voortgewenteld zullen worden naar latere jaren. De termijn waarbinnen de inspecteur de bevoegdheid heeft om een (herzienings)beschikking over de voort te wentelen voorbelastingen vast te stellen wordt per 1 januari 2022 van vijf jaren verlengd naar twaalf jaren indien vennootschapsbelasting over buitenlandse winsten wordt nagevorderd.
Vanwege de huidige lage rente kan het aantrekkelijk zijn een nieuw (lager) rentepercentage overeen te komen met uw bank of uw hypotheek over te sluiten. Meestal bent u dan wel boeterente verschuldigd of moet u andere kosten maken, zoals voor een notariële hypotheekakte en taxatiekosten. Deze boeterente en kosten zijn in 2021 nog aftrekbaar tegen 43 procent. In 2022 wordt dat percentage 40 procent. Wilt u gebruik maken van het hogere aftrekpercentage, pas uw hypotheek dan nog aan voor jaareinde.
Hebt u een eigen woning samen met uw partner, maar hebt u een verschillend ‘eigenwoningverleden’? Herbeoordeel dan of u vanaf 2022 recht hebt op meer aftrek. Een verschillend eigenwoningverleden doet zich voor als u en/of uw partner eerder afzonderlijk van elkaar een eigen woning hebben gehad, waardoor bijvoorbeeld de bijleenregeling of de ruimte voor de aflossingsvrije hypotheek voor u beiden verschillend uitpakt. Vanaf 2022 wordt het in bepaalde gevallen mogelijk om de ruimte voor hypotheekrenteaftrek in verband met dit ‘verleden’ voor u gezamenlijk te berekenen. Hierdoor wordt mogelijk rente die op dit moment niet aftrekbaar is, vanaf 2022 wel aftrekbaar bij een van u beiden. Als dit het geval is, kunt u in 2022 uw ‘Voorlopige Teruggaaf’ aanpassen zodat uw gezamenlijke netto-maandlasten al direct lager worden.
Schulden van een directeur-grootaandeelhouders (dga) en hun partner aan de eigen bv voor zover die meer bedragen dan 500.000 euro, worden vanaf 2023 belast in box 2 als dividenduitkering tegen 26,9 procent. Datzelfde geldt voor schulden van bloed- en aanverwanten en hun partner. Bestaande en nieuwe eigenwoningschulden zijn uitgezonderd voor deze maatregel. Het kan voor u als dga verstandig zijn om eventuele bovenmatige leningen nu al af te bouwen. Omdat het eerste toetsmoment 31 december 2023 is, hebt u tot dat moment daarvoor de tijd. Zie ook ‘Dga’s moeten belasting betalen over bovenmatige leningen’.
Volgde u in 2021 een opleiding of studie? Dan kunt u alleen dit jaar nog deze kosten in aftrek brengen voor uw inkomstenbelasting. Deze fiscale aftrekpost vervalt vanaf 1 januari 2022. De aftrekpost wordt dan vervangen door de subsidieregeling Stimulans van de Arbeidsmarktpositie (STAP-budget) voor personen met een band met de Nederlandse arbeidsmarkt.
Woont u in België, Duitsland of een ander land, maar werkt u normaal gesproken in Nederland? Dan kan thuiswerken als gevolg van de COVID-19-crisis van invloed zijn op uw belasting- en sociale zekerheidspositie en op de werkgeversverplichtingen. Om voor enige zekerheid te zorgen wordt binnen de meeste EU- en EER-landen tot en met 31 december 2021 soepel omgegaan met de consequenties van het thuiswerken. We adviseren u uw belasting- en sociale zekerheidspositie te controleren, aangezien de uitwerking van deze regeling per EU/EER-land praktische verschillen kent. Daarnaast hebben de werknemers in het grensgebied met België en Duitsland op basis van bilaterale afspraken onder voorwaarden het recht om te kiezen of zij hun thuiswerkdagen in hun woonland dan wel in het gebruikelijke werkland laten belasten. Deze afspraken zijn verlengd tot 1 januari 2022, maar het is onduidelijk of deze nog verder verlengd worden. Doet u aangifte in Nederland? Dan kunt u deze keuze maken bij het indienen van de aangifte inkomstenbelasting 2021.
In mei 2020 is aangekondigd dat de fiscale behandeling van buitenlandse bestuurders- en commissarisbeloningen van inwoners van Nederland zal wijzigen. Op dit moment is het voor deze beloningen mogelijk om voorkoming van dubbele belasting te vragen op basis van de vrijstellingsmethode. Dit beleid zal worden ingetrokken waardoor de voorkoming van dubbele belasting op basis van de verrekeningsmethode moet worden toegepast. De aangekondigde wijziging zal voor veel in Nederland woonachtige bestuurders en commissarissen van buitenlandse vennootschappen leiden tot een hogere belastingdruk op hun inkomen. De datum van intrekking van de goedkeuring om de vrijstellingsmethode toe te passen, is nog niet bekend. Het is mogelijk dat de wijziging per 1 januari 2022 ingaat. Lees voor verdere uitleg ons eerder gepubliceerd artikel.
Voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) komen alleen mensen in aanmerking die geen fiscaal partner hebben (alleenstaanden) of een partner met een hoger inkomen. Voor mensen die in Nederland werken maar in het buitenland wonen, telt in de meeste gevallen een partner in het buitenland niet mee als fiscaal partner in Nederland. Daardoor hebben een aantal buitenlands belastingplichtigen onbedoeld recht op de IACK. De regeling wordt nu zo aangepast dat voor deze mensen ook hun partner in het buitenland mee gaat tellen voor de IACK, waardoor voor minder buitenlands belastingplichtigen de IACK van toepassing zal zijn. Deze wijziging gaat in per januari 2022 en is dus van toepassing vanaf dat kalenderjaar.
Indien u niet in Nederland woont, kan het zijn dat u door de COVID-19-crisis voor langere tijd thuiswerkt en dat u niet of nauwelijks in Nederland bent geweest in het kalenderjaar. Het is dan aan te raden om na te gaan of uw 30%-regeling nog doorloopt en/of u deze opnieuw moet aanvragen. Hoewel de 30%-beschikking in veel situaties automatisch blijft doorlopen, kan het in bepaalde gevallen zijn dat u toch een nieuwe beschikking moet aanvragen.
Als u betalingen verricht aan derden, let dan op dat u per 1 januari 2022 wellicht aanvullende administratieve verplichtingen hebt. Aan het huidige formulier voor opvraag van uitbetaalde bedragen aan derden, het IB-47 formulier, ontbreekt de wettelijke basis om ook het burgerservicenummer (BSN) uit te vragen. Derhalve treedt een nieuwe en tevens bredere renseigneringsverplichting per 1 januari 2022 in werking voor administratieplichtigen. Lees meer hierover in ons Belastingnieuwsartikel ‘Nieuwe renseigneringsplichten per 1 januari 2022’.
Update: Op woensdag 10 november 2021 heeft de Staatssecretaris laten weten dat de inwerkingtreding van het Wetsvoorstel inzake aandelenopties wordt uitgesteld en dat een en ander nader wordt onderzocht. Wanneer en hoe precies het wetsvoorstel in werking zal treden is op dit moment onbekend, al wordt een aangepast voorstel verwacht in 2022. Onder het uitgestelde wetsvoorstel wordt het belastbare moment voor aandelenopties waarvan de aangekochte aandelen niet meteen verhandelbaar zijn gewijzigd. Dit had de wetgever zich voorgenomen om liquiditeitsproblemen bij niet verhandelbare aandelen (verkregen met de uitoefening van het aandelenoptierecht) op te lossen. De belastingheffing verschoot dan naar het eerste moment waarop de aandelen verhandelbaar zijn, tenzij de werknemer koos voor uitoefening als het heffingsmoment. Lees voor verdere uitleg ons eerder gepubliceerd artikel ‘Belastingplan 2022: Aandelenopties worden als beloning aantrekkelijker’.
In 2021 mogen werkgevers onder bepaalde voorwaarde de vaste reiskostenvergoedingen belastingvrij doorbetalen óók als de werknemers feitelijk thuiswerken. Het kabinet heeft aangegeven de regeling door te laten lopen tot 1 januari 2022. Wij adviseren u om nieuw beleid voor het vergoeden van reiskosten op te stellen voor 2022, anticiperend op meer structureel thuiswerken als dit voor uw organisatie van toepassing is.
Door het structurele thuiswerken heeft de regering ervoor gekozen om naast de bestaande mogelijkheden ook een gerichte vrijstelling voor thuiswerkkosten te introduceren. Vanaf 1 januari 2022 kunt u als werkgever uw werknemer tegemoet komen in de extra kosten van thuiswerken door een vrijgestelde vergoeding van maximaal 2 euro per thuisgewerkte dag toe te kennen. U kunt echter niet én een reiskostenvergoeding én een thuiswerkvergoeding voor dezelfde gewerkte dag belastingvrij toekennen. Wij raden aan om uw arbeidsvoorwaardenbeleid hiervoor in kaart te brengen vóór 1 januari. Tevens kunt u de bestaande mogelijkheden benutten, zoals de gerichte vrijstellingen voor arbovoorzieningen en voor noodzakelijke ICT-middelen. Lees voor verdere uitleg ons eerder gepubliceerd artikel ‘Belastingplan 2022: Gerichte vrijstelling voor thuiswerkkosten’.
Vanwege de COVID-19-crisis is het werkkostenbudget voor 2021 wederom verhoogd van 1,7 procent naar 3 procent voor de eerste 400.000 euro van de loonsom. Boven de grens van 400.000 euro van de loonsom is 1,18 procent van toepassing. Check of u de vergoedingen en verstrekkingen die u in 2021 aan uw werknemers hebt gegeven, correct hebt verwerkt voor de werkkostenregeling. Controleer ook of u nog ruimte over hebt om de WKR optimaal te gebruiken, bijvoorbeeld door uitruil van bruto- voor nettoloon.
Met de intrekking van de Baangerelateerde investeringskorting (BIK) heeft de wetgever besloten het gereserveerde budget voor de BIK in te zetten voor een tijdelijke verlaging van de Premie Algemeen Werkloosheidsfonds ('AWf'). Deze verlaging van de AWf-premie is ingegaan op 1 augustus 2021. Als u per vier weken loonaangifte doet, dan was de ingangsdatum per 16 augustus 2021.
Specifiek is tot 31 december 2021 het premiepercentage van de lage premie verlaagd van 2,7 procent naar 0,34 procent. Deze premie geldt voor werknemers met een vast contract. Het premiepercentage van de hoge premie, geldend voor werknemers met een contract voor bepaalde tijd, is verlaagd van 7,7 procent naar 5,34 procent. Voor beide premies gaat het dus om een daling van 2,36 procentpunt. Controleer of u deze verlaging correct in uw salarisadministratie hebt toegepast en of alle administratieve stukken beschikbaar zijn voor het toepassen van de lage AWf premie.
Afhankelijk van uw situatie kan de vorming of juist de beëindiging van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting een voordeel voor uw bedrijf opleveren. Voeging in een fiscale eenheid heeft bijvoorbeeld als voordeel dat u slechts één aangifte hoeft te doen voor alle gevoegde vennootschappen, dat onderlinge transacties tussen de gevoegde vennootschappen zonder belastingheffing kunnen plaatsvinden en dat verliezen en winsten binnen de fiscale eenheid onderling zonder enige beperking verrekenbaar zijn. Afhankelijk van de situatie van uw bedrijf of organisatie kan soms juist zelfstandige belastingplicht voor de verschillende vennootschappen voordelig zijn. Uw organisatie kan dan bijvoorbeeld voor alle vennootschappen gebruik maken van de tariefopstap van de eerste 395.000 euro winst waarover 15 procent vennootschapsbelasting wordt geheven (2022). Over het meerdere betaalt uw bedrijf 25,8 procent; een tariefvoordeel van 10,8 procent. Een fiscale eenheid kan deze tariefopstap slechts eenmaal benutten, namelijk voor alle gevoegde vennootschappen tezamen in plaats van voor iedere vennootschap apart. Daarnaast zijn er een aantal regels die boven bepaalde drempels gelden waardoor zelfstandige belastingplicht voordeliger kan zijn. Denk hierbij aan renteaftrekbeperkingen (zie ook hierna de aanscherping van de earningsstrippingmaatregel) en de voorgestelde regels voor verliesverrekening. Ook kan ontvoeging administratief praktisch zijn als u verwacht in 2022 een maatschappij uit de fiscale eenheid te verkopen. Zie meer over belastingtarieven en cijfers voor 2022 onze datacard.
Als hoofdregel geldt op dit moment dat verliezen zes jaar voorwaarts verrekenbaar zijn. Na die termijn verdampen de nog niet verrekende verliezen. Mogelijk kunt u verliesverdamping per 2022 voorkomen door in 2021 maatregelen te treffen, bijvoorbeeld door de vrijval van een herinvesteringsreserve. Ook bieden de regels van goed koopmansgebruik enige ruimte. Overigens heeft het kabinet een onbeperkte voorwaartse verliesverrekening voorgesteld waardoor verdamping vanaf 2022 niet langer aan de orde zou zijn. Daarnaast komt er wel een limiet aan de hoeveelheid verliezen (zowel voorwaarts als achterwaarts) die in een jaar kunnen worden verrekend, namelijk tot maximaal 50 procent van de belastbare winst in een jaar. Tot 1 miljoen euro aan belastbare winst kunt u uw verliezen wel volledig verrekenen. Lees meer in ons artikel: ‘Verliesverrekening in de vennootschapsbelasting beperkt tot 50% van de jaarwinst’.
Vanwege de COVID-19-crisis is de belastingrente voor de vennootschapsbelasting voor de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2021 vastgesteld op vier procent, in plaats van op het oorspronkelijke niveau van acht procent. Vanaf 1 januari 2022 is deze belastingrente weer acht procent.
Het zogenoemde zakelijkheidsbeginsel (‘at arm’s length’) moet zorgen voor een zakelijke fiscale winstverdeling binnen concerns. Omdat niet elk land dit beginsel (op dezelfde wijze) toepast, kan dit ertoe leiden dat een deel van de winst van een multinationale onderneming niet wordt belast. Deze mismatches worden nu tegengaan. Kort gezegd houdt de maatregel in dat fiscaal geen ‘min’ in Nederland kan worden genomen als er geen corresponderende ‘plus’ is in het buitenland. Beoordeel of in uw organisatie informeelkapitaalsituaties voorkomen die geraakt zouden worden, en richt deze zonodig opnieuw in. Lees meer in ons artikel ‘Belastingplan 2022: Tegengaan mismatches bij toepassing zakelijkheidsbeginsel’.
Omgekeerde hybride lichamen (transparant naar Nederlands recht maar niet-transparant naar buitenlands recht) worden voortaan belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Deze maatregel vloeit voort uit de ATAD2 EU-richtlijn. Bovendien wordt het gelieerdheidsbegrip uitgebreid tot natuurlijke personen. De uitbreiding geldt voor alle ATAD2-maatregelen, dus ook voor de maatregelen die al eerder waren ingevoerd voor hybride mismatches. Lees meer in ons artikel ‘Belastingplan 2022: Invoering VPB-plicht voor omgekeerde hybride entiteiten’.
De aftrekbaarheid van het saldo van rentekosten (rentekosten minus rentebaten) wordt beperkt tot 20% (nu: 30%) van de EBITDA. De huidige drempel van 1 miljoen euro (franchise) blijft vooralsnog gehandhaafd. Door deze aanscherping kan de rente die jaarlijks in aftrekt komt worden beperkt en daardoor de bedrijfslast in verband met de financiering van uw bedrijf groter worden. Voor de jaarrekening kan deze wijziging bovendien de latente belastingpositie beïnvloeden (in verband met eventueel trager voort te wentelen aftrekbare rente). Mogelijk is het aan te raden géén fiscale eenheid aan te gaan, zodat elke vennootschap fiscaal zelfstandig de franchise kan benutten en ook zelf de eventuele niet aftrekbare rentelasten draagt. In andere gevallen kan het juist beter zijn om een fiscale eenheid aan te gaan of uit te breiden, zodat de EBITDA van deze groep beschikbaar komt om de 20% ruimte over te berekenen.
De verrekening van dividend- en kansspelbelasting (voorheffingen) wordt beperkt tot het in een jaar te betalen bedrag aan vennootschapsbelasting vóórdat rekening is gehouden met de verrekening van die voorheffingen. Niet-verrekenbare voorheffingen worden onbeperkt doorgeschoven naar toekomstige jaren. De termijn waarbinnen de inspecteur een (herzienings)beschikking inzake voort te wentelen voorheffingen kan vaststellen, bedraagt in beginsel vijf jaren maar wordt verlengd van vijf naar twaalf jaren in geval van navordering van vennootschapsbelasting over buitenlandse winst.
Vanaf 2021 zijn betalingen van rentes en royalty’s die u doet in bepaalde gevallen in Nederland belast tegen een tarief van 25 procent (bronbelasting, 25,8 procent vanaf 1 januari 2022). De bronbelasting ziet met name op rente- en royaltybetalingen aan groepsmaatschappijen gevestigd in laag-belastende jurisdicties. Een zelfde soort bronbelasting zal in 2024 gaan gelden voor dividendbetalingen vanuit Nederland. Door hier vooraf bij stil te staan, kunt u dit mogelijk voorkomen en uw ondernemingsstructuur toekomstbestendiger maken.
Zie meer over belastingtarieven en cijfers voor 2022 onze datacard.
Een hybride lichaam is niet langer belastingplichtig voor de bronbelasting, als aannemelijk wordt gemaakt dat geen van de achterliggende gerechtigden (al dan niet via een samenwerkende groep) een kwalificerend belang heeft in het hybride lichaam. Deze wijziging zal plaatsvinden met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2021.
Het begrip vaste inrichting voor de bronbelasting wordt verbreed zodat ook bronbelasting wordt geheven over rente- en royaltybetalingen die toerekenbaar zijn aan specifieke Nederlandse bronnen, zoals in Nederland gelegen onroerende zaken en rechten die daarmee samenhangen, bepaalde rechten op aandelen in de winst, specifieke schuldvorderingen op in Nederland gevestigde vennootschappen en specifieke werkzaamheden.
Het initiatiefwetsvoorstel Dividendbelasting bij zetelverplaatsing hoofdkantoor is ontworpen om (latente) winstreserves te belasten bij emigratie of grensoverschrijdende reorganisaties naar landen die geen dividendbelastingclaim leggen op deze winstreserves. Het wetsvoorstel zou een terugwerkende kracht tot 18 september 2020 hebben, maar dit is inmiddels uit het wetsvoorstel geschrapt. Er zijn nog veel vragen over de houdbaarheid van dit wetsvoorstel in EU- en verdragscontext. Maar toch is het aan te bevelen deze ontwikkeling in de gaten te houden als u uw bedrijf ooit naar het buitenland zou willen verplaatsen of een grensoverschrijdende reorganisatie wilt doorvoeren (grensoverschrijdende fusie, splitsing of aandelenfusie). Lees meer in ons artikel ‘Dividendbelasting hoofdkantoren: afrekenen bij de grens’.
Voor (buitenlandse) ondernemers die rechtstreeks goederen leveren of diensten verrichten aan particulieren binnen de Europese Unie gelden vanaf 1 juli 2021 optionele One Stop Shop-regelingen. Het gaat om de Invoerregeling (IOSS), de Unie-regeling en de niet-Unieregeling (OSS). De (I)OSS-regelingen zijn geïntroduceerd om btw die moet worden betaald over Business to Consumer (B2C)-transacties in de verschillende EU-lidstaten, onder voorwaarden in één enkele btw-melding te rapporteren.
Het bedrag dat per EU-lidstaat wordt gerapporteerd in de btw-melding kan resulteren in een negatief bedrag (bijvoorbeeld door retourzendingen), oftewel een te ontvangen btw-bedrag. Met terugwerkende kracht tot 1 juli 2021 wordt in Nederland een negatieve ‘btw-melding’ automatisch aangemerkt als een teruggaafverzoek. De (doorgaans buitenlandse) ondernemer die gebruik maakt van één van de drie OSS-regelingen, hoeft daardoor geen afzonderlijk verzoek om teruggaaf van Nederlandse btw te doen.
Als u bij B2C-transacties met btw-heffing in verschillende EU-lidstaten betrokken bent, is het raadzaam om uw btw-positie tegen het licht te houden en uw compliance-positie waar mogelijk te vereenvoudigen.
De bestaande schenkvrijstellingen voor kinderen en overige verkrijgers zijn alleen voor het jaar 2021 verhoogd met 1.000 euro. Met deze crisismaatregel komt de vrijstelling van schenkbelasting per kind voor 2021 uit op 6.604 euro voor schenkingen van de ouders en de vrijstelling voor overige verkrijgers voor 2021 op 3.244 euro. Door deze verhoging van de vrijstelling van de schenkbelasting kunnen particuliere geldschieters als familie en/of vrienden een noodlijdende ondernemer helpen om de COVID-19-crisis door te komen.
Zie meer over belastingtarieven en cijfers voor 2022 onze datacard.
De wetgeving bij het nieuwe Pensioenakkoord treedt per 1 januari 2023 in werking. Dat is een jaar later dan verwacht. U zult vanaf 2022 belangrijke keuzes moeten maken over de pensioenregeling van uw werknemers. U bent verplicht om alle pensioenregelingen te wijzigen naar een beschikbarepremieregeling conform de nieuwe wetgeving. Ook huidige beschikbarepremieregelingen moet u aanpassen.
U draagt als werkgever de verantwoordelijkheid om uiterlijk op 1 januari 2025 een transitieplan in concept af te hebben. Dit is een besluit waarin een omschrijving staat van de nieuwe pensioenregeling, de benodigde compensatieregeling en eventueel de waardering van oude pensioenrechten. In de meeste gevallen is het voor de werkgever ook verplicht om een compensatieregeling op te zetten. De gemaakte keuzes moet u zowel kwalitatief als kwantitatief onderbouwen. De nieuwe regeling moet op 1 januari 2027 ingevoerd zijn.
In 2019 is een wetsvoorstel ingediend voor een nieuwe regeling voor de verdeling van pensioen bij echtscheiding. Het plan is om de pensioenband tussen ex-partners te verbreken door het recht op partner- en ouderdomspensioen standaard om te zetten in een zelfstandige pensioenaanspraak op zijn/haar eigen leven. Echtgenoten kunnen bij huwelijkse voorwaarden of een echtscheidingsconvenant afwijken van de wettelijke regeling. Het wetsvoorstel bepaalt limitatief welke afwijkende afspraken echtgenoten kunnen maken. Dit wetsvoorstel kan gevolgen hebben voor bestaande huwelijkse voorwaarden, bijvoorbeeld als daarin is afgesproken om de huidige ‘standaard’ Wet verevening pensioenrechten te volgen. Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel is zo’n verevening namelijk niet meer mogelijk. De nieuwe regels zouden van toepassing zijn op scheidingen vanaf 1 januari 2021, maar deze ingangsdatum is voor de tweede keer uitgesteld. De beoogde inwerkingtredingsdatum is momenteel 1 juli 2022.
Voor de levensloopregeling bestond sinds 1 januari 2021 overgangsrecht, dat per 31 december 2021 afloopt. Als u nog valt onder het overgangsrecht dan kon belastingvrij sparen nog tot uiterlijk 31 oktober 2021. Mocht u nog een levenslooptegoed hebben op 1 november bij een bank, verzekeraar of beleggingsinstelling dan wordt dit tegoed door uw financiële dienstverlener uitgekeerd per eind 2021. Voor het heffingsmoment wordt aangesloten bij de uitkeringsdatum: 1 november 2021. De financiële dienstverlener houdt de loonheffing belastingen voor u in, berekend over de waarde in het economische verkeer van uw aanspraak.
De bijtelling voor uw privégebruik van de elektrische auto van de zaak gaat in 2022 omhoog van 12 tot 16 procent. Het bijtellingspercentage is van toepassing vanaf het jaar dat de auto op naam is gezet in het kentekenregister en blijft maximaal vijf jaar van toepassing. Het prijsplafond gaat in 2022 omlaag van 40.000 euro naar 35.000 euro. Voor zover de auto een cataloguswaarde heeft hoger dan dit plafond geldt een bijtelling van 22 procent.
Wilt u meer informatie over de toepassing van een of meer tips en aandachtspunten? Of hebt u advies nodig? Neem dan contact op met uw PwC-adviseur. Die helpt u daarbij graag verder.
Mitra Tydeman
Senior Tax Manager Knowledge Centre, PwC Netherlands
Tel: +31 (0)63 024 66 06