Voor de meest actuele tips en aandachtspunten (gebaseerd op het pakket Belastingplan 2025), andere wetsvoorstellen en (tijdelijke) goedkeuringen, klik op deze link: 2025 in zicht - Actuele fiscale tips voor uzelf en uw organisatie.
De overige fiscale en juridische tips en aandachtspunten vindt u hierna. Onze selectie is gebaseerd op de huidige wetgeving en rechtspraak.
De volgende thema’s komen aan de orde: ondernemen, sparen en beleggen, schenken en erven, wonen, mobiliteit, internationaal en administratie.
Klik op het tabje van uw keuze en ga direct naar het gewenste onderwerp.
Hebt u vanaf 2019 een verlies in box 2 (een verlies uit aanmerkelijk belang)? Dan kunt u dit verlies zes jaar voorwaarts verrekenen met uw box 2-inkomsten. Hebt u vóór 2019 een verlies in box 2? Dan is verrekening van dit verlies met uw box 2-inkomsten nog steeds negen jaar voorwaarts mogelijk. Na die termijnen verdampen uw nog niet verrekende verliezen. Mogelijk kunt u verliesverdamping per 2025 voorkomen door in 2024 maatregelen te treffen. In sommige situaties kunt u voor box 2-verliezen een belastingkorting verkrijgen die u tot negen jaar na het ontstaan van het verlies kunt verrekenen met de belasting in box 1.
De keuze voor een dividenduitkering is in veel gevallen fiscaal aantrekkelijker dan uitbetaling van extra loon. Over extra loon wordt in 2024 maximaal 49,5 procent inkomstenbelasting geheven, terwijl over een dividenduitkering belasting wordt geheven van 38,9 procent tot 50,3 procent (gecombineerde heffing inkomsten- en vennootschapsbelasting). Uitkeren van extra loon is alleen aantrekkelijker bij dividenduitkeringen groter dan 67.000 euro per fiscaal partner in het geval dat u in de vennootschapsbelasting in het hoogste tarief valt. Dan is de gecombineerde heffing over het dividend (50,3 procent) namelijk hoger dan de inkomstenbelasting over het loon (49,5 procent). Let op dat een wijziging van de hoogte van uw loon gevolgen kan hebben voor uw pensioenopbouw. Houd er ook rekening mee dat de keuze voor dividend in plaats van extra loon niet volledig vrij is, maar wordt beperkt door de regels voor het gebruikelijk loon.
Als u een vordering hebt op uw eigen bv die u wilt laten aflossen, stel dan de aflossing uit tot ná 1 januari 2025. U kunt dan een vol jaar box 3-heffing over het bedrag van de aflossing besparen.
Als ondernemer of als zzp’er hebt u recht op verschillende fiscale aftrekposten, zoals de zelfstandigenaftrek. Daarvoor is vereist dat u ten minste 1.225 uren per jaar aan uw onderneming besteedt. Dat moet u kunnen aantonen met een urenadministratie.
Als u beschikt over een zelfstandige werkruimte in uw huur- of koopwoning, kunt u onder omstandigheden de daarmee samenhangende kosten aftrekken van de belastbare winst of het belastbaar resultaat.
Als u een bedrijfsmiddel hebt verkocht en daarbij een boekwinst hebt behaald, dan is het mogelijk om belastingheffing over de boekwinst uit te stellen door deze te reserveren in een herinvesteringsreserve. Voorwaarde is dat u het voornemen hebt en gedurende het aanhouden van de reserve houdt om het bedrijfsmiddel te vervangen. Een herinvesteringsreserve kunt u maximaal drie jaar in stand houden na het jaar waarin u het bedrijfsmiddel hebt verkocht. Investeert u vervolgens binnen deze termijn in een ander bedrijfsmiddel, dan boekt u de herinvesteringsreserve af op de aanschafprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel. Investeert u niet binnen drie jaar in een nieuw bedrijfsmiddel, dan valt de herinvesteringsreserve aan het einde van het derde jaar in de winst, tenzij er sprake is van een bijzondere omstandigheid.
Ook als u in privé bepaalde vermogensbestanddelen aan uw bv ter beschikking stelt, mag u als terbeschikkingsteller een herinvesteringsreserve vormen.
Als u in 2021 een herinvesteringsreserve hebt gevormd voor de winst behaald met de verkoop van een bedrijfsmiddel, is het raadzaam om voor het einde van 2024 herinvestering te doen. Doet u dit niet, dan valt de reserve in beginsel vrij in de winst en wordt deze belast. In bijzondere omstandigheden kan de termijn voor het aanhouden herinvesteringsreserve worden verlengd. Corona was zo'n omstandigheid die eventueel verlenging van de driejaarstermijn van de herinvesteringsreserve mogelijk maakt. Het is dan van belang dat u kunt aantonen dat het voornemen om te herinvesteren eind 2024 nog bestaat, bijvoorbeeld door dit vast te leggen in de notulen van de directievergaderingen.
Voor ondernemingen die bij natuurlijke personen worden belast in de inkomstenbelasting (bijvoorbeeld de eenmanszaak) is het met ingang van 2024 nog slechts mogelijk om op gebouwen af te schrijven tot de WOZ-waarde (was voorheen voor gebouwen in eigen gebruik tot 50 procent van de WOZ-waarde). Het onderscheid in uw administratie tussen verhuurde gebouwen en gebouwen in eigen gebruik is voor u als ondernemer in de inkomstenbelasting dus niet meer langer relevant. Het blijft daarentegen van belang om de WOZ-beschikking te controleren en zo nodig bezwaar aan te tekenen.
Het is mogelijk voor ondernemers om de structuur van de onderneming te wijzigen, zoals het geruisloos omzetten naar een bv, het geruisloos terugkeren uit een bv of een bedrijfsfusie. Deze wijzigingen kunnen in sommige gevallen met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2024 plaatsvinden, mits de intentie tot wijziging vóór 1 oktober 2024 bij de Belastingdienst is geregistreerd. Daarnaast dient u binnen 15 maanden na 1 januari 2024 de bv op te richten, in dit geval voor 1 april 2025.
Per 1 januari 2023 is de EU-richtlijn DAC7 in werking getreden. Op grond van DAC7 moeten digitale platforms die zijn gevestigd binnen of buiten de EU bepaalde informatie rapporteren over verkopers die voor hun activiteiten gebruik maken van het digitale platform. De bevoegde autoriteit in een lidstaat wisselt deze informatie vervolgens uit met de bevoegde autoriteit in de lidstaat waar de te rapporteren verkoper fiscaal inwoner is. Dit heeft tot doel de belastingautoriteiten van de EU-lidstaten te voorzien van de informatie die nodig is voor de handhaving van de belastingregels met betrekking tot commerciële activiteiten die met bemiddeling van digitale platforms worden verricht. De Belastingdienst kan de gerapporteerde gegevens bijvoorbeeld gebruiken voor zowel de inkomstenbelasting als de btw. Digitale platforms zullen voor het eerst in 2024 hun rapportage moeten indienen over hun verkopers in het kalenderjaar 2023
Overweeg uw (reguliere) schenking voor 1 januari 2025 te doen. Een schenking - aan een goed doel, uw kind of iemand anders - verlaagt uw box 3-vermogen. Dit kan u vermogensrendementsheffing (box 3) besparen. Let wel, deze schenking verhoogt vervolgens eventueel het box 3-vermogen van de begiftigde en kan daardoor bij de begiftigde leiden tot een hogere vermogensrendementsheffing, tenzij de begiftigde nog voor 1 januari 2025 de schenking aanwendt voor bijvoorbeeld consumptief gebruik of aflossing van de eigenwoningschuld.
Als u voor 1 november 2024 een voorlopige aanslag hebt aangevraagd of voor 1 oktober 2024 een definitieve aangifte hebt ingediend en de Belastingdienst heeft geen voorlopige aanslag opgelegd voor 31 december 2024, dan mag u een bedrag ter grootte van de na 31 december 2024 opgelegde en betaalde belastingaanslag opnemen als schuld in box 3. Het rendement van deze schuld komt dan in aftrek op het rendement van de overige belaste bezittingen in box 3 met peildatum 1 januari 2025. Bij het aanvragen van een voorlopige aanslag is het van belang dat het een ‘echt’ verzoek om een voorlopige aanslag betreft en niet slechts de indiening van een schattingsformulier voor IB-ondernemers en resultaatgenieters.
Voor de schenkbelasting geldt een soortgelijke tegemoetkoming indien de aangifte schenkbelasting uiterlijk acht weken voor 31 december 2024 is ingediend, maar de Belastingdienst niet voor jaareinde de (voorlopige) aanslag schenkbelasting heeft opgelegd.
Als u uw eigen woning verhuurt, wordt deze niet meer gezien als eigen woning, maar als beleggingsvermogen. Daardoor verplaatst uw box 1-woning zich in de meeste gevallen naar box 3. Als u de woning pas vanaf 2 januari 2025 verhuurt, dan zal de woning in 2025 niet in de box 3-heffing worden meegenomen.
Er is een vrijstelling in box 3 van 71.251 euro (2024) per persoon voor groene beleggingen. Daarnaast geldt onder voorwaarden een vrijstelling in box 3 voor voorwerpen van kunst en wetenschap, bossen, natuurterreinen en Natuurschoonwet-landgoederen.
In box 3 moet het vermogen gewaardeerd worden tegen de waarde in het economisch verkeer op de peildatum 1 januari. Dit geldt ook voor vorderingen die u in privé hebt uitstaan. Als u verwacht dat de vordering niet meer (volledig) terugbetaald wordt, dan heeft dit effect op de hoogte van de waarde in het economisch verkeer en is het mogelijk om de (nominale) waarde van de vordering in box 3 te verminderen.
Fiscale partners kunnen het gezamenlijke box 3-vermogen (na aftrek van het gezamenlijke heffingvrij vermogen) onderling aan elkaar toerekenen. Door gebruik te maken van deze mogelijkheid, kunt u een voordeel in box 3 behalen. U moet hierbij wel rekening houden met andere (fiscale) regelingen, waaronder gevolgen voor de heffingskortingen. Het belastingtarief bedraagt vanaf 2024 36 procent. Het heffingvrij vermogen per persoon bedraagt voor 2024 57.000 euro (57.684 euro in 2025). Zie meer over belastingtarieven en cijfers voor 2023/2024 onze factsheet Belastingcijfers 2025/2024.
De leegwaarderatio is per 1 januari 2023 aangepast. Bij een jaarlijkse huurprijs van meer dan 5 procent ten opzichte van de WOZ-waarde, bedraagt het percentage van de leegwaarderatio nu 100 procent. Daarnaast zijn tijdelijke huurcontracten uitgesloten van toepassing van de leegwaarderatio en geldt bij verhuur aan gelieerde partijen het hoogste percentage (100 procent) waardoor voor deze situaties de leegwaarderatio geen effect meer heeft.
Als u van plan bent om vermogen uit uw VBI te halen, let er dan op dat dit vermogen langer dan achttien maanden in de VBI heeft gezeten. Zo niet, dan wordt dat vermogen namelijk voor die periode ook tot uw box 3-vermogen gerekend en als zodanig belast. Een uitzondering daarop is als u kunt aantonen dat u een zakelijke reden hebt om het vermogen al eerder uit uw VBI te halen. Let op dat toegang tot het VBI-regime vanaf 1 januari 2025 enkel open staat voor gereglementeerde instellingen in het kader van de Wet Financieel Toezicht.
Van peildatumarbitrage is sprake wanneer belastingplichtigen rondom de peildatum van 1 januari gaan schuiven binnen de drie vermogenscategorieën van box 3 om belasting te besparen. Dit kan bijvoorbeeld door vermogen uit de categorie ‘overige bezittingen’ met het hoogste forfaitaire rendementspercentage net voor de peildatum te verkopen en zo naar de categorie banktegoeden met het laagste forfaitaire rendementspercentage over te hevelen en het direct daarna weer te kopen. Of door schulden aan te gaan voor de peildatum en die na peildatum weer af te lossen. Om peildatumarbitrage te voorkomen worden de oorspronkelijke transactie en de omzettingshandeling genegeerd als beide handelingen plaatsvinden binnen een aaneengesloten periode van drie maanden met daarin een peildatum. Dit betekent dat omzettingshandelingen voor 1 oktober en na 31 maart niet als arbitragehandeling worden aangemerkt. Zitten er tussen de omzetting en de oorspronkelijke transactie meer dan drie maanden, dan is er ook geen sprake van arbitragehandeling.
De vrijstelling voor het onbelast schenken voor een eigen woning is per 1 januari 2024 afgeschaft. Als u een schenking voor een eigen woning hebt ontvangen vóór 1 januari 2024, dan moet u de gelden uiterlijk binnen 2 kalenderjaren gebruiken voor de eigen woning (die als hoofdverblijf wordt aangemerkt). Voor schenkingen ontvangen in het jaar 2023 moet u de gelden dus uiterlijk 31 december 2025 hebben besteed.
Zie meer over belastingtarieven en cijfers voor 2025/2024 onze factsheet Belastingcijfers.
Het kan gunstig zijn om gebruik te maken van de jaarlijkse schenkingsvrijstellingen. Voor het jaar 2024 gelden de volgende vrijgestelde bedragen:
Voor schenkingen aan kinderen (stiefkinderen, pleegkinderen of de weduwe/weduwnaar van uw overleden kind) kan onder voorwaarden eenmalig gebruik worden gemaakt van de verhoogde vrijstelling. In 2024 bedraagt deze vrijstelling voor kinderen (of hun partner) in de leeftijd tussen 18 en 40 jaar eenmalig 31.813 euro. Voor schenkingen voor een dure studie van het kind bedraagt dit eenmalig vrijgestelde bedrag onder voorwaarden 66.268 euro. De verhoogde vrijstellingen zijn eenmalig en komen in de plaats van de jaarlijkse vrijstellingen.
U kunt een verzoek indienen tot kwijtschelding van erfbelasting in ruil voor kunst- en cultuurbezit. Deze kwijtschelding kan oplopen tot maximaal de waarde van het kunstvoorwerp(en) die u aan de Staat wilt overdragen, vermeerderd met twintig procent, maar niet meer dan de verschuldigde erfbelasting en belastingrente. Daarvoor beoordeelt de Adviescommissie beoordeling aangeboden cultuurbezit uit nalatenschappen eerst of de voorwerpen uit de nalatenschap van voldoende nationaal kunst- of cultuurhistorisch belang zijn. Het is ook mogelijk dat een erflater voor zijn overlijden vraagt of voorwerpen uit zijn nalatenschap aan de voorwaarden voldoen. Dit heet een verzoek bij leven. De Belastingdienst gaat ook akkoord als kwalificerende kunstvoorwerpen die in gedeelde eigendom zijn, vanuit de nalatenschap in betaling worden gegeven.
Voor een landgoed in de zin van de Natuurschoonwet 1928 (NSW) kunt u onder voorwaarden gebruikmaken van fiscale voordelen voor de schenk- en erfbelasting en de overdrachtsbelasting. Een in het buitenland gelegen landgoed moet wel deel uitmaken van het Nederlands cultureel erfgoed. Voor toepassing van de schenk- en erfbelasting wordt er vervolgens een onderscheid gemaakt tussen opengestelde landgoederen en niet opengestelde landgoederen. Opengestelde landgoederen zijn volledig vrijgesteld van schenk- en erfbelasting, niet opengestelde landgoederen zijn voor de helft van de (bestemmings)waarde vrijgesteld. De overdrachtsbelasting kent een 100%-vrijstelling. Aanvullende voorwaarden zijn: het verkregen landgoed moet gedurende 25 jaar gerangschikt blijven onder de NSW en ten minste gedurende 25 jaar in bezit blijven van de verkrijger(s). Voldoet u daar niet aan, dan wordt het voordeel teruggenomen. Als u het landgoed erft, dan mag u het landgoed wel schenken of aan andere erfgenamen overdragen. Daarnaast is onbebouwde grond niet belast in box 3 als deze grond is gerangschikt onder de NSW. Als de eigen woning gerangschikt is onder de NSW, wordt er rekening gehouden met een lagere WOZ-waarde.
Periodieke giften hebben als voordeel dat u ze in aftrek mag brengen in uw aangifte inkomstenbelasting, met in 2024 een maximaal belastingvoordeel van 36,97 procent tot gevolg. Voor de aftrek van een periodieke gift is vereist dat die gift schriftelijk moet zijn vastgelegd voor een periode van minimaal vijf jaar. Onder voorwaarden is een onderhandse overeenkomst daarvoor voldoende. Het gaat dan om giften aan een algemeen nut beogende instelling (anbi) of een sociaal belang behartigende instelling (sbbi, zoals een sportvereniging, dorpshuis of muziekvereniging). Een voorwaarde is dat de sbbi een vereniging is met minimaal 25 leden die niet aan vennootschapsbelasting is onderworpen, of daarvan is vrijgesteld. Bij complexere schenkingen, zoals schenking van een waardevol kunstobject, kan het raadzaam zijn de schenking in een notariële akte vast te leggen. Sinds 1 januari 2023 zijn periodieke giften nog maar aftrekbaar tot 250.000 euro per jaar per huishouden. Periodieke giften die zijn vastgelegd vóór 4 oktober 2022 16:00 kunt u nog tot en met het jaar 2026 volledig in aftrek brengen in de aangifte inkomstenbelasting.
Daarnaast kunt u gebruikmaken van de aftrek voor ‘gewone’ giften aan anbi’s of aan steunstichtingen sbbi (een stichting die uitsluitend is opgericht om geld in te zamelen voor het jubileum van een sociaal belang behartigende instelling). Hiervoor gelden andere voorwaarden dan bij een periodieke gift. Zo moet u rekening houden met een drempel en een plafond die afhankelijk zijn van uw inkomen. Afhankelijk van uw wensen zijn er diverse geefstructuren mogelijk. Het percentage waartegen u een gift in aftrek kunt brengen, is vanaf 2024 gelijk aan het laagste tarief in de Inkomstenbelasting, namelijk 36,97 procent.
Giften aan een algemeen nut beogende instelling (anbi) die is aangewezen als culturele instelling mag u met 1,25 vermenigvuldigen voor de giftenaftrek inkomstenbelasting, met een maximum van 1.250 euro.
Het aangaan of wijzigen van huwelijkse voorwaarden kan leiden tot een vermogensverschuiving tussen de gehuwden of geregistreerde partners. Veelal is dit onbelast, maar in bepaalde situaties en onder voorwaarden kan sprake zijn van een belastbare schenking.
Wanneer u een notariële ‘papieren schenking’ doet, zonder daadwerkelijk vermogen over te dragen aan uw kinderen, let er dan op dat u jaarlijks een zakelijke rente (zes procent) moet betalen over de schuldig gebleven bedragen. Als u die zes procent rente een jaar niet betaalt, zijn er onder voorwaarden nog mogelijkheden om dit te repareren vóór overlijden. Als u echter géén rente hebt betaald, is dit na het overlijden niet meer te repareren en kan dit leiden tot extra belastingheffing.
Als u een kind een direct opeisbare renteloze of laagrentende lening verstrekt, moet uw kind over het verschil tussen zes procent rente en de werkelijk bedongen rente jaarlijks schenkbelasting betalen. U kunt dit voor de toekomst repareren door de voorwaarden van de lening te wijzigen, zodat deze niet langer direct opeisbaar is én een zakelijke rente draagt. Een alternatief is om uw kind alsnog zes procent rente aan u te laten betalen.
Als u uw eigen woning verhuurt, wordt deze niet meer gezien als eigen woning, maar als beleggingsvermogen. Daardoor verplaatst uw box 1-woning zich in de meeste gevallen naar box 3. Verhuurt u de woning pas vanaf 2 januari 2025, dan zal de woning in 2025 niet in de box 3-heffing worden meegenomen.
Als u een leegstaande woning hebt, kunt u onder voorwaarden gedurende drie jaar recht hebben op de zogenoemde verhuisregelingen. Dit betekent bijvoorbeeld dat uw eigen woning die in 2022 of later leeg is komen te staan en voor verkoop is bestemd, in 2025 nog steeds wordt gezien als eigen woning en daarmee in aanmerking komt voor de hypotheekrenteaftrek. Voor de woning die u sinds 2022 hebt gekocht of sindsdien in aanbouw is, kunt u ook (nog) in 2025 hypotheekrenteaftrek genieten, mits u de woning uiterlijk in 2025 betrekt als hoofdverblijf. Wanneer u uw eigen woning in de tussentijd (langer dan tijdelijk) verhuurt, dan kunt u vanaf het moment van verhuur geen gebruik meer maken van de verhuisregelingen. Die woning is voor u dan box 3-vermogen geworden.
Het kan aantrekkelijk zijn om hypotheekrente van het eerste halfjaar van 2025 vooruit te betalen in 2024. Dit kan uw eventuele box 3-belasting verlagen. Het is ook voordelig om de rente vooruit te betalen als u in 2025 een lager inkomen of belastingheffing tegen een lager progressief tarief verwacht. Zie meer over belastingtarieven en cijfers voor 2025/2024 onze factsheet Belastingcijfers.
Hebt u een eigen woning samen met uw partner, maar hebt u een verschillend ‘eigenwoningverleden’? Herbeoordeel dan of u vanaf 2025 recht hebt op meer aftrek. Een verschillend eigenwoningverleden doet zich voor als u en/of uw partner eerder afzonderlijk van elkaar een eigen woning hebben gehad, waardoor bijvoorbeeld de bijleenregeling of de ruimte voor de aflossingsvrije hypotheek voor u beiden verschillend uitpakt. Het is in bepaalde gevallen mogelijk om de ruimte voor hypotheekrenteaftrek in verband met dit ‘verleden’ voor u gezamenlijk te berekenen. Hierdoor wordt mogelijk rente die niet aftrekbaar was, voortaan wel aftrekbaar bij een van u beiden.
Denk eraan om de inkomsten uit tijdelijke verhuur van uw eigen woning op te geven als inkomen in box 1. Deze inkomsten worden voor 70 procent in de heffing betrokken. De inkomsten mag u nog verminderen met kosten die direct met de verhuur samenhangen. Tijdelijke verhuur heeft geen gevolgen voor uw hypotheekrenteaftrek, tenzij het gaat om een leegstaande eigen woning die te koop staat. Als u uw eigen woning tijdelijk verhuurt, heeft dat mogelijk gevolgen voor de btw (kortstondige verhuur is btw belast) en toeristenbelasting. Daarnaast kan lokale regelgeving in uw stad van toepassing zijn. Ten slotte is het raadzaam om bij uw (opstal)verzekeraar en uw hypotheekverstrekker na te gaan of de tijdelijke verhuur niet in strijd is met de daarvoor geldende voorwaarden.
De bijtellingspercentages voor leaseauto’s zijn van toepassing vanaf het jaar dat de auto op naam is gezet in het kentekenregister en blijven maximaal vijf jaar van toepassing. De bijtellingspercentages zijn als volgt:
2025 | 2024 | |
Reguliere leaseauto’s |
22% |
22% |
Nulemissieauto’s |
17% (tot 30.000 euro) 22% (over het surplus) |
16% (tot 30.000 euro) 22% (over het surplus) |
Het bijtellingspercentage voor emissieloze (elektrische) auto’s stijgt in 2025 met één procent ten opzichte van 2024. Het drempelbedrag blijft gelijk. Dit betekent dat het bijtellingspercentage 17 procent bedraagt tot het drempelbedrag van 30.000 euro. Voor de cataloguswaarde boven de 30.000 euro blijft het bijtellingspercentage van 22 procent gelden.
Als buitenlands belastingplichtige - u bent dan niet woonachtig in Nederland - hebt u mogelijk recht op gedeeltelijke teruggaaf van ingehouden Nederlandse dividendbelasting. U mag als buitenlands belastingplichtige in principe niet slechter worden behandeld dan een binnenlands belastingplichtige. Als de Nederlandse belastingdruk op uw dividenden hoger is dan wanneer u binnenlands belastingplichtige zou zijn geweest, dan hebt u recht op teruggaaf van het verschil.
Voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) komen alleen (co-)ouders in aanmerking die geen fiscaal partner hebben (alleenstaanden) of een partner met een hoger inkomen. De Hoge Raad heeft verduidelijkt dat in het geval van co-ouderschap, u allebei de IACK kunt genieten als u de zorg voor kinderen gelijk verdeelt in een duurzaam ritme. Werkt u in Nederland maar woont u in het buitenland? Wees er dan van bewust dat u vanaf het jaar 2022 mogelijk geen recht meer hebt op de IACK. Het is namelijk mogelijk dat u als buitenlands belastingplichtige tot 2022 (onbedoeld) recht kon hebben op de IACK, omdat een partner in het buitenland niet altijd meetelde als fiscaal partner in Nederland. Dit is per 1 januari 2022 veranderd. Vanaf 2027 wordt de IACK geleidelijk afgeschaft. Het bedrag van de IACK zal voor alle gerechtigden met ingang van 2027 in negen jaar worden afgebouwd naar nihil. Hiermee zal de IACK in 2035 volledig uitgefaseerd zijn.
De belastingrente is met ingang van 2024 afhankelijk van de ECB-rente. Voor de vennootschapsbelasting, bronbelasting en solidariteitsbijdrage wordt de ECB-rente vermeerderd met 5,5 procentpunt en voor overige belastingmiddelen met 3 procentpunt (beide afgerond op halve procentpunten). De huidige percentages van de belastingrente zijn 10 procent voor de vennootschapsbelasting en 7,5 procent voor de inkomstenbelasting. De per 1 januari 2025 te hanteren rentepercentages moeten nog worden geformaliseerd in een officieel besluit, maar op basis van de huidige ECB-rente wacht een lichte daling ten opzichte van de huidige percentages. Vanaf 2025 wordt het door een wetswijziging makkelijker om het rentepercentage gedurende het jaar aan te passen.
Gelet op de hoge belastingrente, is het aan te bevelen om openstaande belastingschulden zo spoedig mogelijk te voldoen. Ter voorkoming van belastingrente kunt u ook op korte termijn in 2025 voorlopige aanslagen aanvragen (en betalen).
Vergeet niet vóór 1 maart 2025 aangifte te doen van uw schenking in 2024. Dit geldt voor alle belaste schenkingen (voor zover meer wordt geschonken dan de jaarlijkse vrijstelling) en voor schenkingen waarvoor in 2024 een beroep is gedaan op de eenmalige (aanvullende) verhoogde vrijstelling. Dit kunt u doen via een officieel aangiftebiljet schenkbelasting (te downloaden via www.belastingdienst.nl) of via een brief aan de Belastingdienst. Het is ook mogelijk om online aangifte schenkbelasting te doen via Mijn Belastingdienst. Wanneer u later dan vier maanden na afloop van het kalenderjaar waarin een schenking heeft plaatsgevonden daarvan aangifte doet, gaat de aanslagtermijn pas de dag na de aangifte in. Door aangifte te doen binnen de termijn, kunt u lange onzekerheid over de aanslag vermijden. U kunt ook meteen na de ontvangen schenking aangifte doen.
Binnen acht maanden na het overlijden van de erflater moet de executeur aangifte doen. Als de erflater in zijn testament geen executeur heeft aangewezen, moet u als erfgenaam binnen de gestelde termijn aangifte doen. Dit geldt voor alle belaste erfrechtelijke verkrijgingen (voor zover u meer ontvangt dan de vrijstelling). U kunt een aangifteformulier aanvragen bij de Belastingdienst. U kunt ook schriftelijk uitstel vragen voor het indienen van de aangifte, maar vanaf acht maanden na overlijden moeten de erfgenamen belastingrente betalen over het bedrag van de aanslag ongeacht of de aanslag al is opgelegd.
U kunt belastingrente voorkomen door uiterlijk drieëneenhalve maand na de overlijdensdatum aangifte te doen of binnen vijf maanden na het overlijden een verzoek om een voorlopige aanslag in te dienen. Sinds 1 januari 2019 geldt dat bij degene die voor de eerste dag van de negende maand na het overlijden – dus binnen de aangiftetermijn – verzoekt om een voorlopige aanslag of aangifte doet, geen belastingrente in rekening wordt gebracht als de (voorlopige of definitieve) aanslag erfbelasting wordt vastgesteld overeenkomstig dat verzoek of die aangifte. Voor overlijdens vanaf 1 juli 2023 tot en met 31 december 2023 rekent de Belastingdienst zes procent belastingrente . Vanaf 1 januari 2024 geldt een belastingrente van zeven en een halve procent. Belastingrente wordt in rekening gebracht over de periode vanaf acht maanden na het overlijden tot zes weken na de datum van de aanslag.
In bijzondere situaties start de aangiftetermijn erfbelasting later dan op de dag van het overlijden. Per 1 januari 2020 is ook de berekening van belastingrente aangesloten op het verloop van die later aangevangen aangiftetermijn. Er wordt in die bijzondere situaties dus geen belastingrente meer berekend als het verzoek om een voorlopige aanslag of de aangifte is ontvangen binnen de aangiftetermijn die verlaat is aangevangen. De voorlopige of definitieve aanslag erfbelasting moet dan zijn vastgesteld conform het verzoek of de aangifte. Voorbeelden van bijzondere situaties zijn onzekerheid wie de erfgenaam wordt vanwege zwangerschap, onbeheerde nalatenschappen zonder vereffenaar en verkrijgingen als gevolg van de vervulling van een voorwaarde.
De jaarrekening van een bv moet binnen vijf maanden na het einde van het boekjaar zijn opgemaakt. De algemene vergadering kan deze termijn verlengen met vijf maanden. De uiterste publicatietermijn is twaalf maanden na het einde van het boekjaar. Maar voor een bv waarvan alle aandeelhouders ook bestuurders zijn, is het extra opletten. Voor dergelijke bv's geldt het moment van ondertekening door alle bestuurders tevens als het moment van vaststelling van de jaarrekening. In dat geval wordt de deponeringstermijn verkort naar tien maanden. In de statuten van de bv kan ervoor worden gekozen om hiervan af te wijken. Voor deze bv's kan het daarom raadzaam zijn om hun statuten op dit punt na te lezen en – waar nodig – te wijzigen. De deponering moet plaatsvinden binnen acht dagen na vaststelling van de jaarrekening.
Op 1 juli 2021 is de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (WBTR) in werking getreden. De regels voor het bestuur en toezicht bij de vereniging, stichting, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij in het Burgerlijk Wetboek sluiten sindsdien aan bij die voor de nv en de bv. Bij stichtingen gelden nieuwe regels, onder meer voor de besluitvorming bij tegenstrijdig belang, bestuurdersaansprakelijkheid en de bevoegdheden van de rechtbank. Verder is het meervoudig stemrecht beperkt: een bestuurder of commissaris kan niet meer stemmen uitoefenen dan alle andere bestuurders respectievelijk commissarissen tezamen. Een statutenwijziging door deze nieuwe regels is overigens niet meteen verplicht, omdat voor enkele bepalingen een overgangsregeling in het leven is geroepen.
Hoewel de WBTR inmiddels ruim drie jaar geleden in werking is getreden, komen er in de praktijk nog steeds statuten voor waar de regels uit de WBTR nog niet in zijn verwerkt. Mocht u uw statuten in de (nabije) toekomst wijzigen, verwerk daarin dan direct de regels uit de WBTR.
Sinds 1 januari 2024 maakt de Wet online oprichting besloten vennootschappen (‘WOOBV)’ digitale oprichting van een bv mogelijk. De digitale oprichting komt in overwegende mate overeen met de fysieke oprichting. Een belangrijk voordeel is dat de oprichters niet meer in persoon hoeven langs te gaan bij de notaris. De procedure voor de oprichting van een bv vindt dan plaats via een centraal digitaal platform onder leiding van de notaris. De oprichting van een bv bespaart op deze manier tijd en kosten. Een ander voordeel van de WOOBV is dat de digitale oprichtingsakte kan worden verleden in de Engelse taal.
Alle privépersonen die meer dan 25 procent (in)direct eigendom of zeggenschap hebben in een juridische entiteit, zoals een vennootschap of stichting, kwalificeren als ultimate beneficial owner (UBO) en moeten worden opgenomen in een register. Dit register wordt beheerd door de Kamer(s) van Koophandel (KvK). Momenteel kan er geen uittreksel van het UBO-register worden opgevraagd, dus de persoonsgegevens van de UBO zijn niet voor het publiek inzichtelijk. Nieuw opgerichte entiteiten moeten hun UBO’s meteen bij de oprichting registreren. Doen zij dit niet, dan ontvangen ze geen handelsregisternummer en kan de inschrijving bij de KvK niet worden voltooid. Het is aan te raden om zo spoedig mogelijk zorg te dragen voor registratie van de UBO’s bij de KvK om boetes te voorkomen.
Op 15 november 2023 is de Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie in werking getreden. Deze wet geeft het bestuur van een rechtspersoon aanvullende verplichtingen bij gebruik van de zogenaamde turboliquidatie. Een turboliquidatie is een snelle manier om een rechtspersoon waarbij géén baten in de onderneming zitten te liquideren. Dit wil zeggen dat de rechtspersoon géén activiteiten meer uitvoert en geen bezittingen meer heeft. De Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie brengt onder andere met zich dat het bestuur van een rechtspersoon binnen veertien dagen na ontbinding documenten moet deponeren bij het handelsregister die de turboliquidatie verantwoorden. Ook kunnen schuldeisers met machtiging van de kantonrechter inzage krijgen in de administratie van de ontbonden rechtspersoon als de verantwoordingsplicht niet (correct) is nageleefd. Bovendien kan op verzoek van het Openbaar Ministerie een bestuursverbod tot maximaal vijf jaar worden opgelegd aan bestuurders van een rechtspersoon die is opgehouden te bestaan door middel van een turboliquidatie waarbij één of meer schuldeisers onbetaald zijn gebleven. Deze wet geldt twee jaar, dus tot 15 november 2025. De wet bevat de mogelijkheid om deze termijn te verlengen en de maatregelen permanent door te voeren. Naast turboliquidatie bestaat altijd nog de mogelijkheid om de rechtspersoon langs de reguliere ontbindingsprocedure te liquideren.
Hebt u vanaf 2019 een verlies in box 2 (een verlies uit aanmerkelijk belang)? Dan kunt u dit verlies zes jaar voorwaarts verrekenen met uw box 2-inkomsten. Hebt u vóór 2019 een verlies in box 2? Dan is verrekening van dit verlies met uw box 2-inkomsten nog steeds negen jaar voorwaarts mogelijk. Na die termijnen verdampen uw nog niet verrekende verliezen. Mogelijk kunt u verliesverdamping per 2024 voorkomen door in 2023 maatregelen te treffen. In sommige situaties kunt u voor box 2-verliezen een belastingkorting verkrijgen die u tot negen jaar na het ontstaan van het verlies kunt verrekenen met de belasting in box 1.
De keuze voor een dividenduitkering is fiscaal aantrekkelijker dan uitbetaling van extra loon. Over extra loon wordt in 2023 maximaal 49,5 procent inkomstenbelasting geheven, terwijl over een dividenduitkering belasting wordt geheven van 40,8 procent tot 45,8 procent (gecombineerde heffing inkomsten- en vennootschapsbelasting). Let op dat een wijziging van de hoogte van uw loon gevolgen kan hebben voor uw pensioenopbouw. Houd er ook rekening mee dat de keuze voor dividend in plaats van extra loon niet volledig vrij is, maar wordt beperkt door de regels voor het gebruikelijk loon.
Als u een vordering hebt op uw eigen bv die u wilt laten aflossen, stel dan de aflossing uit tot ná 1 januari 2024. U kunt dan een vol jaar box 3-heffing over het bedrag van de aflossing besparen.
Als ondernemer of als zzp’er hebt u recht op verschillende fiscale aftrekposten, zoals de zelfstandigenaftrek. Daarvoor is vereist dat u ten minste 1.225 uren per jaar aan uw onderneming besteedt. Dat moet u kunnen aantonen met een urenadministratie.
Als u beschikt over een zelfstandige werkruimte in uw huur- of koopwoning, kunt u onder omstandigheden de daarmee samenhangende kosten aftrekken van de belastbare winst of het belastbaar resultaat.
Als u een bedrijfsmiddel hebt verkocht en daarbij een boekwinst hebt behaald, dan is het mogelijk om belastingheffing over de boekwinst uit te stellen door deze te reserveren in een herinvesteringsreserve. Voorwaarde is dat u het voornemen hebt en gedurende het aanhouden van de reserve houdt om het bedrijfsmiddel te vervangen. Een herinvesteringsreserve kunt u maximaal drie jaar in stand houden na het jaar waarin u het bedrijfsmiddel hebt verkocht. Investeert u vervolgens binnen deze termijn in een ander bedrijfsmiddel, dan boekt u de herinvesteringsreserve af op de aanschafprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel. Investeert u niet binnen drie jaar in een nieuw bedrijfsmiddel, dan valt de herinvesteringsreserve aan het einde van het derde jaar in de winst, tenzij er sprake is van een bijzondere omstandigheid.
Ook als u in privé bepaalde vermogensbestanddelen aan uw bv ter beschikking stelt, mag u als terbeschikkingsteller een herinvesteringsreserve vormen.
Een herinvesteringsreserve mag u maximaal drie jaar aanhouden. Laat dan ook de termijn voor in het verleden gevormde herinvesteringsreserves niet verlopen. Als u een herinvesteringsreserve in 2020 gevormd hebt, dan moet u nog vóór 31 december 2023 deze reserve benutten. Doet u dat niet, dan valt de herinvesteringsreserve vrij in de winst en bent u vervolgens belasting verschuldigd. Corona was zo'n omstandigheid die eventueel verlenging van de driejaarstermijn van de herinvesteringsreserve mogelijk maakt.
Overweeg uw (reguliere) schenking voor 1 januari 2023 te doen. Een schenking - aan een goed doel, uw kind of iemand anders - verlaagt uw box 3-vermogen. Dit kan u vermogensrendementsheffing (box 3) besparen. Let wel, deze schenking verhoogt vervolgens het box 3-vermogen van de begiftigde en kan daardoor bij de begiftigde leiden tot een hogere vermogensrendementsheffing, tenzij de begiftigde voor 1 januari 2023 de schenking aanwendt voor consumptief gebruik of aflossing van de eigenwoningschuld.
Als u uw eigen woning verhuurt, wordt deze niet meer gezien als eigen woning, maar als beleggingsvermogen. Daardoor verplaatst uw box 1-woning zich in de meeste gevallen naar box 3. Als u de woning pas vanaf 2 januari 2023 verhuurt, dan zal de woning in 2023 niet in de box 3-heffing worden meegenomen.
Er is een vrijstelling in box 3 van 61.215 euro (2022) per persoon voor groene beleggingen. Daarnaast geldt onder voorwaarden een vrijstelling in box 3 voor voorwerpen van kunst en wetenschap, bossen, natuurterreinen en Natuurschoonwet-landgoederen.
In box 3 moet het vermogen gewaardeerd worden tegen de waarde in het economisch verkeer op de peildatum 1 januari. Dit geldt ook voor vorderingen die u in privé hebt uitstaan. Als u verwacht dat de vordering niet meer (volledig) terugbetaald wordt, dan heeft dit effect op de hoogte van de waarde in het economisch verkeer en is het mogelijk om de (nominale) waarde van de vordering in box 3 te verminderen.
Het kan gunstig zijn om gebruik te maken van de jaarlijkse schenkingsvrijstellingen. Voor het jaar 2022 gelden de volgende vrijgestelde bedragen:
Voor schenkingen aan kinderen (stiefkinderen, pleegkinderen of de weduwe/weduwnaar van uw overleden kind) kan eenmalig onder voorwaarden gebruik worden gemaakt van de verhoogde vrijstelling. In 2022 bedraagt deze vrijstelling voor kinderen (of hun partner) in de leeftijd tussen 18 en 40 jaar eenmalig 27.231 euro. Voor schenkingen voor een dure studie van het kind bedraagt dit eenmalig vrijgestelde bedrag onder voorwaarden 56.724 euro. De verhoogde vrijstellingen zijn eenmalig en komen in de plaats van de jaarlijkse vrijstellingen.
Voor schenkingen aan kinderen (stiefkinderen, pleegkinderen of de weduwe/weduwnaar van uw overleden kind) kan eenmalig onder voorwaarden gebruik worden gemaakt van de verhoogde vrijstelling voor de eigen woning (koop, verbouwing of onderhoud, aflossing van hypotheek of restschuld, rechten van erfpacht, opstal of beklemming afkopen). In 2022 bedraagt deze vrijstelling voor kinderen (of hun partner) in de leeftijd tussen 18 en 40 jaar eenmalig 106.671 euro. De vrijstelling moet binnen een termijn van drie jaar zijn gebruikt voor de eigen woning. De verhoogde vrijstelling is eenmalig en komt in de plaats van de jaarlijkse vrijstelling.
U kunt een verzoek indienen tot kwijtschelding van erfbelasting in ruil voor kunst- en cultuurbezit. Deze kwijtschelding kan oplopen tot maximaal de waarde van het kunstvoorwerp(en) die u aan de Staat wilt overdragen vermeerderd met twintig procent, maar niet meer dan de verschuldigde erfbelasting en belastingrente. Daarvoor beoordeelt de Adviescommissie beoordeling aangeboden cultuurbezit uit nalatenschappen eerst of de voorwerpen uit de nalatenschap van voldoende nationaal kunst- of cultuurhistorisch belang zijn. Het is ook mogelijk dat een erflater voor zijn overlijden vraagt of voorwerpen uit zijn nalatenschap aan de voorwaarden voldoen. Dit heet een verzoek bij leven. De Belastingdienst gaat sinds kort ook akkoord als kwalificerende kunstvoorwerpen die in gedeelde eigendom zijn, vanuit de nalatenschap in betaling worden gegeven.
Voor een landgoed in de zin van de Natuurschoonwet 1928 (NSW) kunt u onder voorwaarden gebruikmaken van fiscale voordelen voor de schenk- en erfbelasting en de overdrachtsbelasting. Een in het buitenland gelegen landgoed moet wel deel uitmaken van het Nederlands cultureel erfgoed. Voor toepassing van de schenk- en erfbelasting wordt er vervolgens een onderscheid gemaakt tussen opengestelde landgoederen en niet opengestelde landgoederen. Opengestelde landgoederen zijn volledig vrijgesteld van schenk- en erfbelasting, niet opengestelde landgoederen zijn voor de helft van de (bestemmings)waarde vrijgesteld. De overdrachtsbelasting kent een 100%-vrijstelling. Aanvullende voorwaarden zijn: het verkregen landgoed moet gedurende 25 jaar gerangschikt blijven onder de NSW en ten minste gedurende 25 jaar in bezit blijven van de verkrijger(s). Voldoet u daar niet aan, dan wordt het voordeel teruggenomen. Als u het landgoed erft, dan mag u het landgoed wel schenken of aan andere erfgenamen overdragen. Daarnaast is onbebouwde grond niet belast in box 3 als deze grond is gerangschikt onder de NSW. Als de eigen woning gerangschikt is onder de NSW, wordt er rekening gehouden met een lagere WOZ-waarde.
Periodieke giften hebben als voordeel dat u ze in aftrek mag brengen in uw aangifte inkomstenbelasting, met in 2022 een maximaal belastingvoordeel van 40 procent tot gevolg. Voor de aftrek van een periodieke gift is vereist dat die gift schriftelijk moet zijn vastgelegd voor een periode van minimaal vijf jaar. Onder voorwaarden is een onderhandse overeenkomst daarvoor voldoende. Het gaat dan om giften aan een algemeen nut beogende instelling (anbi) of een sociaal belang behartigende instelling (sbbi, zoals een sportvereniging, dorpshuis of muziekvereniging). Een voorwaarde is dat de sbbi een vereniging is met minimaal 25 leden die niet aan vennootschapsbelasting is onderworpen, of daarvan is vrijgesteld. Bij complexere schenkingen, zoals schenking van een waardevol kunstobject, kan het raadzaam zijn de schenking in een notariële akte vast te leggen. Vanaf 2023 bedraagt het tarief waartegen een gift kan worden afgetrokken 36,93 procent. Om een zo groot mogelijk fiscaal voordeel te behalen, kunt u het beste nog dit jaar starten met een periodieke gift.
Daarnaast kunt u gebruikmaken van de aftrek voor ‘gewone’ giften aan anbi’s of aan steunstichtingen sbbi (een stichting die uitsluitend is opgericht om geld in te zamelen voor het jubileum van een sociaal belang behartigende instelling). Hiervoor gelden andere voorwaarden dan bij een periodieke gift. Zo moet u rekening houden met een drempel en een plafond die afhankelijk zijn van uw inkomen. Afhankelijk van uw wensen zijn er diverse geefstructuren mogelijk. Het percentage waartegen u een gift in aftrek kunt brengen, is vanaf 2020 gelijkgetrokken met het maximale aftrektarief eigen woning (voor 2022: 40 procent) en wordt met drie procent per jaar teruggebracht tot uiteindelijk 36,93 procent in 2023.
Giften aan een algemeen nut beogende instelling (anbi) die is aangewezen als culturele instelling mag u met 1,25 vermenigvuldigen voor de giftenaftrek inkomstenbelasting, met een maximum van 1.250 euro.
Giften vanuit uw bv aan een anbi en aan een steunstichting sbbi komen onder voorwaarden in aanmerking voor de giftenaftrek voor de vennootschapsbelasting. De aftrek bedraagt ten hoogste 50 procent van de winst, met een maximum van 100.000 euro. Een van de voorwaarden voor aftrek van een schenking aan een anbi is dat u als aandeelhouder geen doorslaggevende zeggenschap mag hebben over de anbi als verkrijger van uw gift. Als uw bv een zakelijk belang heeft bij de betaling aan een goed doel, is er sprake van zakelijke kosten die volledig aftrekbaar zijn voor de vennootschapsbelasting, zonder plafond. Wij adviseren per geval aan de hand van de feiten en omstandigheden te beoordelen of het om zakelijke kosten of om een (niet-zakelijke) gift gaat.
U mag uw gift vanuit uw bv aan een culturele instelling vermenigvuldigen met 1,5 voor de giftenaftrek vennootschapsbelasting, met een maximum van 2.500 euro.
Het aangaan of wijzigen van huwelijkse voorwaarden kan leiden tot een vermogensverschuiving tussen de gehuwden of geregistreerde partners. In bepaalde situaties en onder voorwaarden kan sprake zijn van een belastbare schenking.
Wanneer u een notariële ‘papieren schenking’ doet, zonder daadwerkelijk vermogen over te dragen aan uw kinderen, let er dan op dat u jaarlijks een zakelijke rente (zes procent) moet betalen over de schuldig gebleven bedragen. Als u die zes procent rente een jaar niet betaalt, zijn er onder voorwaarden nog mogelijkheden om dit te repareren.
Als u een kind een direct opeisbare renteloze of laagrentende lening verstrekt, moet uw kind over het verschil tussen zes procent rente en de werkelijk bedongen rente jaarlijks schenkbelasting betalen. U kunt dit voor de toekomst repareren door de voorwaarden van de lening te wijzigen, zodat deze niet langer direct opeisbaar is én een zakelijke rente draagt. Een alternatief is om uw kind alsnog zes procent rente aan u te laten betalen.
Als u uw eigen woning verhuurt, wordt deze niet meer gezien als eigen woning, maar als beleggingsvermogen. Daardoor verplaatst uw box 1-woning zich in de meeste gevallen naar box 3. Verhuurt u de woning pas vanaf 2 januari 2023, dan zal de woning in 2023 niet in de box 3-heffing worden meegenomen.
Als u een leegstaande woning hebt, kunt u onder voorwaarden gedurende drie jaar recht hebben op de zogenoemde verhuisregelingen. Dit betekent bijvoorbeeld dat uw eigen woning die in 2020 of later leeg is komen te staan en voor verkoop is bestemd, in 2023 nog steeds wordt gezien als eigen woning en daarmee in aanmerking komt voor de hypotheekrenteaftrek. Voor de woning die u sinds 2020 hebt gekocht of sindsdien in aanbouw is, kunt u ook nog in 2023 hypotheekrenteaftrek genieten, mits u de woning uiterlijk in 2023 betrekt als hoofdverblijf. Wanneer u uw eigen woning in de tussentijd (langer dan tijdelijk) verhuurt, dan kunt u vanaf het moment van verhuur geen gebruik meer maken van de verhuisregelingen. Die woning is voor u dan box 3-vermogen geworden.
Het kan aantrekkelijk zijn om hypotheekrente van het eerste halfjaar van 2023 vooruit te betalen in 2022. Dit kan uw eventuele box 3-belasting verlagen. Daarnaast wordt de hypotheekrenteaftrek vanaf 2023 verlaagd met ruim drie procent tot 36,93 procent. Het is ook voordelig om de rente vooruit te betalen als u in 2023 een lager inkomen of belastingheffing tegen een lager progressief tarief verwacht. Zie meer over belastingtarieven en cijfers voor 2022/2023 onze factsheet Belastingcijfers.
Hebt u een eigen woning samen met uw partner, maar hebt u een verschillend ‘eigenwoningverleden’? Herbeoordeel dan of u vanaf 2023 recht hebt op meer aftrek. Een verschillend eigenwoningverleden doet zich voor als u en/of uw partner eerder afzonderlijk van elkaar een eigen woning hebben gehad, waardoor bijvoorbeeld de bijleenregeling of de ruimte voor de aflossingsvrije hypotheek voor u beiden verschillend uitpakt. Vanaf 2022 is het in bepaalde gevallen mogelijk geworden om de ruimte voor hypotheekrenteaftrek in verband met dit ‘verleden’ voor u gezamenlijk te berekenen. Hierdoor wordt mogelijk rente die niet aftrekbaar was, voortaan wel aftrekbaar bij een van u beiden. Als dit het geval is, kunt u mogelijk zelfs voor 2022 nog een (nader) verzoek om een voorlopige aanslag inkomstenbelasting indienen.
Het eigenwoningforfait voor woningen van meer dan 75.000 euro bedraagt in 2022 0,45 procent van de WOZ-waarde en wordt verlaagd naar 0,35 procent in 2023. Het percentage eigenwoningforfait voor woningen van meer dan 1.200.000 euro blijft 2,35 procent.
Denk eraan om 70 procent van de inkomsten uit tijdelijke verhuur van uw eigen woning op te geven als inkomen in box 1. De inkomsten mag u nog verminderen met kosten die direct met de verhuur samenhangen. Tijdelijke verhuur heeft geen gevolgen voor uw hypotheekrenteaftrek, tenzij het gaat om een leegstaande eigen woning die te koop staat. Als u uw eigen woning tijdelijk verhuurt, heeft dat mogelijk gevolgen voor de btw (kortstondige verhuur is btw belast) en toeristenbelasting. Daarnaast kan lokale regelgeving in uw stad van toepassing zijn. Ten slotte is het raadzaam om bij uw (opstal)verzekeraar en uw hypotheekverstrekker na te gaan of de tijdelijke verhuur niet in strijd is met de daarvoor geldende voorwaarden.
De bijtellingspercentages voor leaseauto’s zijn van toepassing vanaf het jaar dat de auto op naam is gezet in het kentekenregister en blijven maximaal vijf jaar van toepassing. De bijtellingspercentages zijn als volgt:
2022 |
2023 |
|
---|---|---|
Reguliere leaseauto’s |
22% |
22% |
Nulemissieauto’s |
16% (tot € 35.000 euro) 22% (over het surplus) |
16% (tot € 30.000 ) 22% (over het surplus) |
Het bijtellingspercentage voor emissieloze (elektrische) blijft in 2023 16 procent. Per 1 januari 2023 wordt dit drempelbedrag verlaagd naar 30.000 euro, waardoor voor de cataloguswaarde boven de 30.000 euro het bijtellingspercentage van 22 procent geldt.
Als buitenlands belastingplichtige - u bent dan niet woonachtig in Nederland - hebt u mogelijk recht op gedeeltelijke teruggaaf van ingehouden Nederlandse dividendbelasting. U mag als buitenlands belastingplichtige in principe niet slechter worden behandeld dan een binnenlands belastingplichtige. Als de Nederlandse belastingdruk op uw dividenden hoger is dan wanneer u binnenlands belastingplichtige zou zijn geweest, dan hebt u recht op teruggaaf van het verschil.
Voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) komen alleen mensen in aanmerking die geen fiscaal partner hebben (alleenstaanden) of een partner met een hoger inkomen. Voor mensen die in Nederland werken maar in het buitenland wonen, telt in de meeste gevallen een partner in het buitenland niet mee als fiscaal partner in Nederland. Daardoor hebben een aantal buitenlands belastingplichtigen onbedoeld recht op de IACK. De regeling wordt nu zo aangepast dat voor deze mensen ook hun partner in het buitenland mee gaat tellen voor de IACK, waardoor voor minder buitenlands belastingplichtigen de IACK van toepassing zal zijn. Deze wijziging gaat in per 1 januari 2022 en is dus van toepassing vanaf dit kalenderjaar.
Vergeet niet vóór 1 maart 2023 aangifte te doen van uw schenking. Dit geldt voor alle belaste schenkingen (voor zover meer wordt geschonken dan de jaarlijkse vrijstelling) en voor schenkingen waarvoor in 2022 een beroep is gedaan op de eenmalige (aanvullende) verhoogde vrijstelling. Dit kunt u doen via een officieel aangiftebiljet schenkbelasting (te downloaden via www.belastingdienst.nl) of via een brief aan de Belastingdienst. Het is ook mogelijk om online aangifte schenkbelasting te doen via Mijn Belastingdienst. Wanneer u later dan vier maanden na afloop van het kalenderjaar waarin een schenking heeft plaatsgevonden daarvan aangifte doet, gaat de aanslagtermijn pas de dag na de aangifte in. Door aangifte te doen binnen de termijn, kunt u lange onzekerheid over de aanslag vermijden. U kunt ook meteen na de ontvangen schenking aangifte doen.
Binnen acht maanden na het overlijden van de erflater moet de executeur aangifte doen. Als de erflater in zijn testament geen executeur heeft aangewezen, moet u als erfgenaam binnen de gestelde termijn aangifte doen. Dit geldt voor alle belaste erfrechtelijke verkrijgingen (voor zover u meer ontvangt dan de vrijstelling). U kunt een aangifteformulier aanvragen bij de Belastingdienst. U kunt ook schriftelijk uitstel vragen voor het indienen van de aangifte, maar vanaf acht maanden na overlijden moeten de erfgenamen belastingrente betalen over het bedrag van de aanslag ongeacht of de aanslag al is opgelegd.
U kunt belastingrente voorkomen door uiterlijk drieëneenhalve maand na de overlijdensdatum aangifte te doen of binnen vijf maanden na het overlijden een verzoek om een voorlopige aanslag in te dienen. Sinds 1 januari 2019 geldt dat bij degene die voor de eerste dag van de negende maand na het overlijden – dus binnen de aangiftetermijn – verzoekt om een voorlopige aanslag of aangifte doet, geen belastingrente in rekening wordt gebracht als de (voorlopige of definitieve) aanslag erfbelasting wordt vastgesteld overeenkomstig dat verzoek of die aangifte. Voor overlijdens van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2020 rekent de Belastingdienst geen belastingrente. Voor overlijdens vanaf 1 januari 2021 wordt (weer) vier procent belastingrente in rekening gebracht (over de periode vanaf acht maanden na het overlijden tot zes weken na de datum van de aanslag).
In bijzondere situaties start de aangiftetermijn erfbelasting later dan op de dag van het overlijden. Per 1 januari 2020 is ook de berekening van belastingrente aangesloten op het verloop van die later aangevangen aangiftetermijn. Er wordt in die bijzondere situaties dus geen belastingrente meer berekend als het verzoek om een voorlopige aanslag of de aangifte is ontvangen binnen de aangiftetermijn die verlaat is aangevangen. De voorlopige of definitieve aanslag erfbelasting moet dan zijn vastgesteld conform het verzoek of de aangifte. Voorbeelden van bijzondere situaties zijn onzekerheid wie de erfgenaam wordt vanwege zwangerschap, onbeheerde nalatenschappen zonder vereffenaar en verkrijgingen als gevolg van de vervulling van een voorwaarde.
Vanaf 1 januari 2020 gelden voor spontane aangiften aanslagbelastingen (zoals inkomstenbelasting en schenk- en erfbelasting) dezelfde wettelijke correctie- en sanctiebevoegdheden als voor aangiften die volgen op een vooraf verzonden of uitgereikte uitnodiging daartoe. Bij een spontane aangifte wordt niet vooraf een uitnodiging verstuurd. Daarnaast wordt de aanslag respectievelijk navorderingstermijn met zes maanden verlengd als binnen zes maanden voor het einde van die termijn een verzoek om uitnodiging of een spontane aangifte is gedaan. Hiermee krijgt de inspecteur meer tijd om de belastingschuld en aanslag correct vast te stellen.
De mogelijkheid om boetevrij in te keren, is per 1 januari 2020 uitgesloten voor inkomen uit aanmerkelijk belang. Ook wordt inkomen uit sparen en beleggen dat binnen respectievelijk buiten Nederland is opgekomen voortaan gelijk behandeld en in zijn geheel uitgesloten van de boetevrije inkeerregeling. U krijgt dan wél een boete, maar de inkeer geldt dan als strafverminderende omstandigheid.
De Invorderingswet geldt (grotendeels) ook voor toeslagen. Dit betekent dat in faillissement- of beslagsituaties toeslagschulden voorrang krijgen boven andere, niet-fiscale schulden. Het is ook mogelijk om toeslagen met belastingschulden en toeslagschulden met teruggaven van belasting te verrekenen.
De jaarrekening van een bv moet binnen vijf maanden na het einde van het boekjaar zijn opgemaakt. De aandeelhouders kunnen deze termijn verlengen met vijf maanden. De tijdelijke voorziening uit de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid is inmiddels vervallen, waardoor het bestuur de termijn voor het opstellen van de jaarrekening niet meer zelfstandig verlengen. De uiterste publicatietermijn is twaalf maanden na het einde van het boekjaar. Maar voor een bv waarvan alle aandeelhouders ook bestuurders zijn, is het extra oppassen. Voor dergelijke bv's geldt het moment van ondertekening door alle bestuurders tevens als het moment van vaststelling van de jaarrekening. Daarmee wordt de deponeringstermijn verkort naar tien maanden. In de statuten van de bv kan ervoor worden gekozen om hiervan af te wijken. Deponering moet plaatsvinden binnen acht dagen na vaststelling van de jaarrekening.
Op 1 juli 2021 is de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen in werking getreden. De regels voor het bestuur en toezicht bij de vereniging, stichting, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij in het Burgerlijk Wetboek sluiten sindsdien aan bij die voor de nv en de bv. Bij stichtingen gelden nieuwe regels, onder meer voor de besluitvorming bij tegenstrijdig belang, bestuurdersaansprakelijkheid en de bevoegdheden van de rechtbank. Verder is het meervoudig stemrecht beperkt: een bestuurder of commissaris kan niet meer stemmen uitoefenen dan alle andere bestuurders respectievelijk commissarissen tezamen. Een statutenwijziging door deze nieuwe regels is overigens niet meteen verplicht, omdat voor enkele bepalingen een overgangsregeling in het leven is geroepen. Maar met het oog op de overgangsregeling is het voor zowel private als semi-publieke rechtspersonen raadzaam om de statuten te updaten zodat deze aansluiten bij de recent gewijzigde wet- en regelgeving. Zo kunt u voorkomen dat er verwarring ontstaat doordat statutaire bepalingen (op termijn) niet meer gelden.
Sinds 1 augustus 2021 moet het volgens de Europese richtlijn 2019/1151 mogelijk zijn om digitaal een bv op te richten. Het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft daarbij gebruik gemaakt van de uitstelmogelijkheid die de Europese richtlijn biedt om de implementatietermijn met 1 jaar te verlengen . In april 2022 is het wetsvoorstel tot implementatie van de richtlijn bij de Tweede Kamer ingediend en is in tegenstelling tot het voorontwerp alleen van toepassing op EU-onderdanen. De digitale oprichting blijft verder in overwegende mate dezelfde als de fysieke oprichting. Het belangrijkste verschil is dat de oprichters niet meer in persoon hoeven langs te gaan bij de notaris. De procedure voor de oprichting van een bv vindt dan plaats via een centraal digitaal platform onder leiding van de notaris.
Alle privépersonen die meer dan 25 procent (in)direct eigendom of zeggenschap hebben in een juridische entiteit, zoals een vennootschap of stichting, kwalificeren als ultimate beneficial owner (UBO) en moeten worden opgenomen in een openbaar register. Dit register wordt beheerd door de Kamer(s) van Koophandel (KvK). De persoonsgegevens die daarbij openbaar worden zijn de naam van de UBO, geboortemaand en -jaar, nationaliteit, woonstaat en aard en omvang van het economisch belang. Deze registratieplicht is in Nederland in werking getreden op 27 september 2020. De op die datum bestaande entiteiten hadden tot 27 maart 2022 de tijd om hun UBO’s te registreren, maar door achterstanden bij de KvK is de invoering van het UBO-register nu uitgesteld tot 1 januari 2023. Belangrijk is daarbij echter dat deze nieuwe deadline alleen geldt voor entiteiten die zich al geregistreerd hebben bij de KvK. Entiteiten die zich nog niet hebben geregistreerd, kunnen wel degelijk een boete verwachten. Nieuw opgerichte entiteiten moeten hun UBO’s meteen bij de oprichting registreren. Doen zij dit niet, dan ontvangen ze geen handelsregisternummer en kan de inschrijving bij de KvK niet worden voltooid. Het is aan te raden om zo spoedig mogelijk zorg te dragen voor registratie van de UBO’s bij de KvK om boetes te voorkomen.
Tijdens de coronacrisis bood de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de mogelijkheid tot het elektronisch stemmen en vergaderen. Bevatten de statuten géén bepaling over elektronisch stemmen, dan was het bestuur op grond van deze tijdelijke wet COVID-19 bevoegd om te bepalen dat het stemrecht kan worden uitgeoefend door middel van een elektronisch communicatiemiddel. Tijdens de coronacrisis was het dus niet nodig om de statuten hierop aan te passen, maar inmiddels is de Tijdelijke wet COVID-19 vervallen en is elektronisch vergaderen alleen mogelijk als de statuten daarin voorzien. Het is dus aan te raden om de statuten hierop te controleren. Ondertussen werkt de regering aan een wetsvoorstel digitaal vergaderen om elektronisch vergaderen en stemmen permanent mogelijk te maken.
Voor ondernemingen die bij natuurlijke personen worden belast in de inkomstenbelasting (bijvoorbeeld de eenmanszaak) is het mogelijk om af te schrijven tot 50 procent van de WOZ-waarde van gebouwen in eigen gebruik. Het onderscheid in uw administratie tussen verhuurde gebouwen en gebouwen in eigen gebruik is voor u als ondernemer in de inkomstenbelasting dus relevant. Ook blijft het van belang om de WOZ-beschikking te controleren en zo nodig bezwaar aan te tekenen.