Voor de EU-lidstaten heeft dit thema meer urgentie dan ooit. In 2027 wordt de doelstelling uit de Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht, die voorschrijft dat het oppervlaktewater en grondwater ‘chemisch schoon en ecologisch gezond’ is. Voor Nederland betekent dit dat er nog veel werk aan de winkel is. De kwaliteit van ons water is namelijk het slechtst van alle lidstaten. En dat kan flinke gevolgen hebben voor het bedrijfsleven. Hoe kan dat, voor een land dat als geen ander leeft met water? Vijf vragen aan Skip van Duren, PwC-jurist en kenner van het waterdossier.
‘De KRW legt bloot dat het ondernemersklimaat steeds belangrijker wordt. Oftewel, het klimaat om binnen de draagkracht van de aarde te innoveren, investeren en groeien.’
Skip van Durenjuridisch adviseur, PwC Nederland‘Dat is best een gecompliceerde vraag, die niet valt terug te leiden naar één bepaalde oorzaak. Een logische verklaring kan worden gevonden in de omstandigheid dat de KRW een lange ingroeiperiode kent tot 2027, waardoor het voldoen aan de vereisten door beleidsmakers – bijvoorbeeld vanuit een economisch motief – jarenlang is uitgesteld. Provincies en gemeenten hebben bijvoorbeeld geen KRW-doelstellingen meegenomen in hun vergunningsverleningen. Daardoor is er ook geen gevoel van urgentie gecreëerd bij het bedrijfsleven om te voldoen aan de KRW.’
‘Een ander mogelijke verklaring heeft te maken met de manier waarop de regelgeving is vormgegeven. Kort gezegd, er is in de KRW een lijst van maximale waarden van vervuilende stoffen opgenomen, die niet overschreden mogen worden. Dat is een cumulatieve lijst. Oftewel: als er een te hoge concentratie van één vervuilende stof in het water wordt gevonden maar voor de overige vervuilende stoffen de drempelwaarde niet wordt overschreden, geldt het water als vervuild, terwijl datzelfde water in dat geval voor 99 procent wel aan de vereisten van de KRW voldoet.’
‘Als Nederland de deadline in 2027 niet haalt, kan het leiden tot vertragen of stilvallen van bedrijfsactiviteiten door juridische procedures. Net zoals het geval was na het niet-halen van de stikstofdoelen van de Europese Habitatrichtlijn, kan een deel van Nederland voor bedrijfsmatige activiteiten op slot gaan, wat erg doet denken aan het stikstofdossier. Een belangrijk verschil is dat de effecten van projecten of activiteiten op de waterkwaliteit meer lokaal van aard zijn dan bij stikstof. Een project in een bepaald gebied kan directe gevolgen hebben voor de waterkwaliteit in dat specifieke gebied, zonder dat dit noodzakelijkerwijs gevolgen heeft voor andere gebieden.’
‘Je kunt inderdaad zeggen dat Nederland door zijn lage ligging aan zee “het afvoerputje” van Europa is. Via de rivieren stroomt bijvoorbeeld veel verontreinigd water Nederland binnen. Of dat oneerlijk is voor Nederland vind ik lastig in te schatten. Ik heb geen onderzoeken gezien die in kaart brengen welk gedeelte van het probleem dat we in Nederland hebben, wordt veroorzaakt door vervuild water uit het buitenland. Met andere woorden: we moeten ervoor waken om ons te verschuilen achter het afvoerputje-argument. Nederland heeft bijvoorbeeld ook een grote agrarische sector en (chemische) industriesector, die ook een duit in het zakje doen.’
‘Vanuit juridisch perspectief ligt de verantwoordelijkheid primair bij de Nederlandse overheid. Naast die juridische werkelijkheid is er het perspectief van sociaal verantwoord ondernemen. Vanuit die optiek zou ik bedrijven juist willen aanmoedigen om samen met de overheid, op constructieve en proactieve wijze, tot concrete plannen te komen om de waterkwaliteit zo snel mogelijk te verbeteren. Deze bedrijven zullen vroeg of laat toch moeten voldoen aan de regelgeving. En, nog belangrijker, uiteindelijk heeft iedereen – ook bedrijven – belang bij een gezond milieu en een schone aarde. De KRW legt wat mij betreft dus bloot dat het ondernemersklimaat (in tegenstelling tot alleen het vestigingsklimaat) steeds belangrijker wordt. Oftewel, het klimaat om binnen de draagkracht van de aarde te innoveren, investeren en groeien.’
‘Ik houd er niet van om in onmogelijkheden te denken, maar het halen van de deadline van 2027 zal een herculesarbeid zijn. Ik adviseer bedrijven zo snel mogelijk te starten met het inventariseren van de impact die de KRW heeft op de bedrijfsvoering, om vooruit te lopen op (eventuele handhaving) van regelgeving van de overheid. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het volgende:
Na zo’n “impactassessment” kun je beoordelen welke risico’s er zijn en hoe je die risico’s kunt beperken door strategische koerswijzigingen, om op die manier voorbereid te zijn op eventueel nieuw beleid en/of juridische procedures.’