Covid-19-Zorg

In afwachting van de verdere ontwikkeling van de maatregelen adviseren wij alle zorginstellingen om de extra kosten, die in het kader van de aanpak van het virus ontstaan, administratief zodanig te registeren dat de kosten op een later moment eenduidig verantwoord kunnen worden.

Maatregelen langdurige zorg

Zorgkantoren compenseren zorgaanbieders in de langdurige zorg voor de extra kosten die zij maken en de inkomsten die zij mislopen als gevolg van het coronavirus, bijvoorbeeld voor het isoleren en verplegen van besmette mensen en extra inzet van personeel. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) liet op 19 mei middels een beleidsregel weten binnen welke kaders zorgkantoren deze steunmaatregelen kunnen uitvoeren. Met deze regeling kunnen de extra kosten in de langdurige zorg worden vergoed in de periode tussen 1 maart en 1 juli 2020. Per 12 juni is deze periode voor de gehandicaptenzorg (zowel intramurale zorg als extramurale dagbesteding) en de intramurale ggz verlengd tot 1 augustus. Voor de intramurale ouderenzorg is de periode tot 1 september verlengd. In verband met de ernst van de coronasituatie kunnen zorgaanbieders hier ook achteraf een beroep op doen. 

Prestatie continuïteitsbijdrage

Op 1 mei heeft de NZa de beleidsregel “continuïteitsbijdrage en meerkosten in verband met de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus” vastgesteld en omschrijft daarin twee prestaties: de prestatie “continuïteitsbijdrage” en de prestatie “meerkosten”. Beide prestaties zijn op 1 mei 2020  in werking getreden en waren van kracht tot 14 juli 2020.. De einddatum wordt voor leveranciers, diete maken hebben met een lange doorlooptijd tussen het aanmeten en afleveren van hulpmiddelen en waarvan de afleverdatum gelijk is aan de facturatiedatum, verplaatst naar 30 september. Zorgaanbieders in de geestelijke gezondheidszorg zonder verblijf leveren (ggz) kunnen per 23 juni 2020 een beroep doen op de continuïteitsbijdrage.

De beleidsregel is zowel van toepassing op zorg die ingevolge de Zorgverzekeringswet in het basispakket zit als zorg die niet in het basispakket zit. De beleidsregel regelt dat zorgaanbieders doorlopende kosten (zoals loonkosten, huisvestingskosten en andere vaste lasten) in rekening kunnen brengen die als gevolg van een lagere omzet door het coronavirus nu niet zijn gedekt door inkomsten uit levering van reguliere zorgprestaties.

Om in aanmerking te komen voor de continuïteitsbijdrage dienen zorgaanbieders met (1) een omzet van minder dan € 10 miljoen en (2) die niet aan de kerninfrastructuur behoren, aan een aantal (andere) voorwaarden te voldoen. Zo staat vast dat een zorgaanbieder geen beroep mag doen op de relevante Rijksregelingen die zijn getroffen in het kader van de coronacrisis, behalve voor het deel omzetdaling dat mogelijk resteert na aftrek van de continuïteitsbijdrage. Het gebruik maken van fiscale maatregelen is wel toegestaan. Zie in dit kader bijvoorbeeld Tijdelijke btw-goedkeuringen, waaronder ruimere btw-vrijstelling bij detachering. Ook zorgaanbieders die wel coronazorg leveren, anderszins acute zorg leveren of Wlz gefinancierde langdurige zorg leveren, moeten eerst een beroep doen op de afspraken die voor hen zijn gemaakt met zorgverzekeraars en zorgkantoren, voordat zij een beroep doen op de relevante Rijksregelingen, in het bijzonder het vangnet van de tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor werkbehoud (NOW). Voor ggz-aanbieders met een jaaromzet van minder dan 10 miljoen euro die zorg zonder verblijf leveren geldt een aangepaste regeling.. Voor ggz-zorgaanbieders met een jaaromzet hoger dan 10 miljoen en/ofdie zorg met verblijf leveren zal een specifieke regeling worden getroffen.

De hoogte van de bijdrage wordt vastgesteld aan de hand van de normale omzet die een zorgaanbieder zou behalen uit te vergoeden zorg. Per sector is op advies van een onafhankelijke partij een percentage vastgesteld die tussen de 55 en 87 procent varieert. Voor zorgaanbieders in de ggz met een jaaromzet van minder dan 10 miljoen euro en die zorg zonder verblijf leveren, is het percentage vastgesteld op 85 procent. Wanneer ggz-zorgaanbieders de niet‐verleende zorg zullen inhalen bovenop de reguliere zorg, geldt een aangepaste vergoeding van 45 procent. De zorgaanbieders krijgen over de periode van 1 maart tot en met 14 juli, dus met terugwerkende kracht, het percentage uitgekeerd onder de genoemde voorwaarden.

Lees hier meer over de voorwaarden en percentages per sector. In het 'overzicht zorgsoorten continuïteitsbijdrage' op de website van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) staat tevens vermeld welke zorgaanbieders de continuïteitsbijdrage kunnen aanvragen.

In eerste instantie is sprake van een tijdelijke continuïteitsbijdrage. ZN wijst erop dat medio volgend jaar de eindafrekening plaatsvindt en de definitieve bijdrage wordt vastgesteld. In de tweede helft van 2020 zal een tussentijdse verrekening uitgevoerd worden. Hiermee moet worden voorkomen dat er grote correcties in 2021 volgen. 

Prestatie Meerkosten

Op 1 mei heeft de NZa de beleidsregel “continuïteitsbijdrage en meerkosten in verband met de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus” vastgesteld en omschrijft daarin twee prestaties: de prestatie “continuïteitsbijdrage” en de prestatie “meerkosten”. In het kader van de prestatie “meerkosten” kunnen zorgaanbieders extra kosten in rekening brengen voor het leveren van zorg als gevolg van het coronavirus en de richtlijnen van het RIVM. Dit zijn kosten die worden gemaakt voor directe zorg aan patiënten, ongeacht of de patiënt (vermoedelijk) besmet is met het coronavirus, zoals extra persoonlijke beschermingsmiddelen of de kosten die zorgaanbieders moeten maken bij het scheiden van patiënten. Ook de kosten voor zorgcapaciteit die bewust en actief leeg en beschikbaar wordt gehouden voor coronapatiënten vallen onder deze prestatie. Belangrijk aandachtspunt hierbij is dat ziektekostenverzekeraars de meerkosten adequaat moeten kunnen verantwoorden voor de zogenaamde ‘catastroferegeling’.

Zowel de prestatie “continuïteitsbijdrage” als de prestatie “meer kosten” kunnen alleen in rekening worden gebracht als hiervoor een schriftelijke afspraak tussen de zorgaanbieder en de ziektekostenverzekeraar is gemaakt. Zorgaanbieders die normaliter zorg in rekening brengen zonder overeenkomst met een ziektekostenverzekeraar, kunnen tevens van de beleidsregel gebruik maken. Zij dienen daarover dan wel een schriftelijke afspraak te maken met de ziektekostenverzekeraar. Tot slot geldt voor de prestaties geen eigen risico of eigen bijdrage.

Catastroferegeling

In de Zorgverzekeringswet (Zvw) is een zogenoemde catastroferegeling opgenomen. Artikel 33 van deze wet regelt dat in geval van catastrofes extra gelden door de overheid beschikbaar worden gesteld. Met deze regeling kunnen ziektekostenverzekeraars het Zorginstituut verzoeken om naast de hem voor het catastrofejaar (het kalenderjaar waarin een catastrofe optreedt zoals een natuurramp of pandemie) toegekende vereveningsbijdrage een extra bijdrage toe te kennen. Nu de World Health Organization de uitbraak van het coronavirus officieel als pandemie heeft bestemd is artikel 33 Zvw van toepassing. 

Deze bijdrage staat los van de vereveningsbijdrage die zorgverzekeraars jaarlijks ontvangen. Om voor de extra bijdrage in aanmerking te komen dient de zorgverzekeraar aannemelijk te maken dat de door hem ten gevolge van de catastrofe te dragen kosten in het catastrofejaar en het daaropvolgende kalenderjaar in totaal meer zullen zijn dan het drempelbedrag van 4% van de gemiddelde vereveningsbijdrage. Mogelijk zal dit drempelbedrag naar aanleiding van de huidige pandemie worden verhoogd

De Regeling Zorgverzekering geeft nadere invulling aan de toekenning en vaststelling van de extra bijdrage. Op basis van de huidige regeling is de hoogte van de extra bijdrage afhankelijk van de catastrofelast. Deze extra bijdrage bedraagt:

  • indien tussen de 4% (drempel) en 10%: het bedrag ter grootte van vijf derde vermenigvuldigd met het verschil tussen de catastrofelast en 4% van de gemiddelde vereveningsbijdrage;
  • indien tussen de 10% en 20%: het bedrag ter grootte van de volledige catastrofeschadelast;
  • indien hoger dan 20%: het bedrag ter grootte van 20% van de gemiddelde vereveningsbijdrage.   

Voorschotregeling ziekenhuizen en umc’s

Op 22 april liet ZN weten dat zorgverzekeraars de financiële zorgen van ziekenhuizen en universitair medische centra (umc’s) willen beperken. Ziekenhuizen en umc’s kunnen per 1 mei een maandelijks voorschot aanvragen ter grootte van (maximaal) 100% van de te verwachten omzet. Op deze manier kunnen ziekenhuizen en umc's zich volledig richten op het organiseren en verlenen van zorg en krijgen zij de ruimte om in deze crisistijd te voldoen aan hun betalingsverplichtingen. Ziekenhuizen en umc’s lopen namelijk op dit moment inkomsten mis doordat zij niet alle planbare zorg kunnen verlenen en extra kosten maken voor de zorg van coronapatiënten. Deze regeling is van kracht zolang dat nodig is. De voorschotten moeten hen de ruimte geven om rekeningen, waaronder salarissen, te kunnen betalen, zodat de continuïteit van de zorg voor patiënten wordt gegarandeerd. Deze voorschotregeling is een andere regeling dan de continuïteitsbijdrage. De continuïteitsbijdrage is bedoeld voor vrijwel alle zorgaanbieders die jaarlijks omzet hebben lager dan € 10 miljoen en zorg verlenen die op dit moment valt onder de basisverzekering of aanvullende zorgverzekering.

Afspraken tussen de Rijksoverheid en VNG

Vanwege het grote maatschappelijk belang van de taken die vallen onder de Jeugdzorg en de Wmo hebben de Rijksoverheid en Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) afspraken gemaakt over de continuïteit van de financiering voor de taken. De afspraken vindt u hier en omhelzen:

  • Meerkosten: De Rijksoverheid zal meerkosten als gevolg van de coronacrisis vergoeden. Gemeenten worden gecompenseerd voor de meerkosten die zij aan aanbieders betalen ten behoeve van de extra maatregelen vanwege corona. De komende tijd wordt de wijze van compensatie nader uitgewerkt.
  • Tijdelijke omzetdaling: Door vraaguitval of verminderde inzetbaarheid van personeel (door verhoogd ziekteverzuim) zal de omvang van zorg en ondersteuning tijdelijk feitelijk afwijken van de reguliere situatie. Het is belangrijk dat de financiering van de omzet door gemeenten richting aanbieders onverminderd plaatsvindt, zoals die contractueel overeengekomen was dan wel een zo goed mogelijke inschatting daarvan. Het doel hiervan is om acute liquiditeitsproblemen te voorkomen en de gevolgen van de coronacrisis voor de financiële positie in 2020 van deze zorgaanbieders te neutraliseren. Van zorgaanbieders wordt verwacht dat zij zich inspannen om de professionele inzet zo goed mogelijk te benutten en daarmee de eventuele omzetdaling te beperken.
  • Andere vormen van hulp: Door de crisis zullen professionals de komende tijd op een andere manier zorg verlenen of op een andere plek werkzaam zijn. Dit vraagt om ruimte en soepelheid in de verantwoording en, waar de noodsituatie daar om vraagt, om het tijdelijk loslaten van contractuele afspraken. De Rijksoverheid is bereid dit te ondersteunen en werkt dit punt de komende tijd nader uit.
  • Effecten na afloop van coronacrisis: De Rijksoverheid en gemeenten maken voor de zomer afspraken over de compensatiemogelijkheden van de effecten die optreden na afloop van de crisis. Het gaat hier om de per saldo extra uitgaven over het geheel van 2020 voor zover die gerelateerd kunnen worden aan een evident uitstel van noodzakelijke zorg.

Deze afspraken gelden tot 1 juli 2020 en sluiten aan op de afspraken die de Rijksoverheid heeft met zorgverzekeraars en zorgkantoren, of met afspraken die met hen nog gemaakt gaan worden.

Versoepeling Wet BIG: Inzet van extra personeel

Om de corona-uitbraak zo goed mogelijk te kunnen bestrijden is de Wet BIG tot nader order versoepeld. Voormalige verpleegkundigen en artsen van wie de registratie in het BIG-register is verlopen na 1 januari 2018, mogen weer in de zorg gaan werken zonder zich opnieuw in het register in te schrijven.  Daarnaast is de herregistratie-verplichting voor alle Wet BIG-beroepsbeoefenaren tijdelijk opgeschort. Personen die niet meer zijn ingeschreven in het BIG-register doordat zij ooit door de tuchtrechter zijn doorgehaald, worden niet ingezet.

Voor de inzet van niet-praktiserende zorgverleners, meer specifiek verpleegkundigen-niet-praktiserend en artsen-niet-praktiserend, is een aantal voorwaarden geformuleerd:

  • Niet-praktiserende zorgverleners worden alleen ingezet als dit echt noodzakelijk is.
  • Het heeft de voorkeur dat de personen met de meest recente praktijkervaring als eerste worden ingezet.
  • De ervaring niet ouder mag zijn dan 10 jaar voor de inzet van co-assistenten en artsen/geneeskundige specialisten-niet-praktiserend.
  • De niet-praktiserende zorgverleners worden zoveel als mogelijk ingezet voor niet complexe zorg.
  • De niet-praktiserende zorgverleners dienen zoveel mogelijk zelf hun bekwaamheid aan te tonen. In overleg kan worden besloten dat een korte training of instructies noodzakelijk is.

Ten aanzien van voorbehouden handelingen geldt nog een aantal extra voorwaarden. Allereerst dienen er duidelijk afspraken te worden gemaakt tussen de BIG-geregistreerde zorgverlener en de niet-praktiserende zorgverlener over welke voorbehouden handelingen mogen worden verricht. Voor zover mogelijk worden voorbehouden handelingen zoveel mogelijk onder toezicht en met tussenkomst van een BIG-geregistreerde zorgverlener verricht. De BIG-geregistreerde zorgverleners moeten duidelijke opdrachten geven en voldoende zicht houden op de benodigde bekwaamheid van de niet-praktiserende zorgverleners. Tot slot dienen de niet-praktiserende zorgverleners zelf de grenzen van het eigen kennen en kunnen te bewaken.

Versoepelingen differentiatie WW-premie

Per 1 januari 2020 is de financiering van de Werkloosheidswet (WW) gewijzigd door de inwerkingtreding van de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab). Er geldt sindsdien een lage WW-premie voor schriftelijke arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd, niet zijnde een oproepcontract. Voor (nagenoeg) alle overige arbeidsovereenkomsten geldt een hoge WW-premie.

  • Uitbreiding coulanceregeling: Werkgevers kregen aanvankelijk tot 1 april 2020 de tijd om aan bovengenoemde voorwaarden voor toepassing van de lage WW-premie te voldoen. Omdat het vanwege het coronavirus niet voor alle werkgevers praktisch mogelijk was om de  (addenda op) arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd, niet zijnde oproepcontracten, op tijd op schrift te stellen, werd deze periode verlengd tot 1 juli 2020.

    Dit betekent dat werkgevers, die vóór 1 juli 2020 alsnog een door beide partijen ondertekende schriftelijke arbeidsovereenkomst (of een addendum daarop) in de loonadministratie hebben opgenomen waaruit blijkt dat de werknemer reeds op uiterlijk 31 december 2019 voor onbepaalde tijd in dienst was, ook in de periode 1 januari t/m 1 juli 2020 de lage WW-premie mogen toepassen.

    Als de door beide partijen ondertekende schriftelijke arbeidsovereenkomst (of een addendum daarop) niet tijdig in de loonadministratie is opgenomen, is met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2020 alsnog de hoge WW-premie verschuldigd als de arbeidsovereenkomst voortduurt na 30 juni 2020.  
  • Aanpassing herziening WW-premie bij overwerk: In twee specifieke situaties moet de lage WW-premie met terugwerkende kracht worden aangepast naar de hoge WW-premie. Dit is onder meer het geval wanneer een werknemer binnen een kalenderjaar meer dan 30% uren verloond krijgt dan contractueel voor dat jaar met haar/hem is overeengekomen:

    Het kabinet constateerde al dat deze bepaling nu tot onbedoelde effecten kan leiden in sectoren waar door het coronavirus veel extra overwerk nodig is, zoals in de zorg. Om deze onbedoelde effecten weg te nemen, heeft het kabinet besloten om de 30% herzieningsbepaling voor het kalenderjaar 2020 op te schorten. Dat betekent dat geen enkele werkgever over het jaar 2020 de lage WW-premie hoeft aan te passen als sprake is van een 30% herzieningssituatie. Vanaf 1 januari 2021 zal de opschorting worden opgeheven en dienen werkgevers de lage WW-premie weer te herzien als zich een 30% herzieningssituatie voordoet.

Lees meer over personele aangelegenheden.

Geen fiscale gevolgen voor pensioen bij herintreden

Om de stijgende vraag naar zorg het hoofd te kunnen bieden, overwegen sommige zorginstellingen om reeds gepensioneerde zorgmedewerkers tijdelijk weer in dienst te nemen. Het betreft ook zorgmedewerkers die hun pensioen meer dan vijf jaar vóór hun AOW-leeftijd vervroegd in hebben laten gaan.

De Belastingdienst heeft bevestigd dat deze zorgmedewerkers nu in verband met de uitbraak van het coronavirus opnieuw aan het werk kunnen gaan, zonder dat dit fiscale gevolgen heeft voor hun pensioen.

Tijdelijke btw-goedkeuringen, waaronder ruimere btw-vrijstelling bij detachering

In een nieuw beleidsbesluit zijn tijdelijke goedkeuringen op onder andere btw-gebied gegeven in het kader van de coronacrisis. De goedkeuringen die voor de zorginstellingen relevant zijn, hebben betrekking op het uitlenen van zorgpersoneel en de verstrekking van medische hulpgoederen en apparatuur.

Om extra administratieve of financiële lasten te voorkomen, is een tijdelijke btw-vrijstelling voor het detacheren van personeel geïmplementeerd. Daarnaast is een goedkeuring gegeven voor gratis verstrekte medische hulpgoederen. Die goedkeuring houdt in dat er geen btw druk ontstaat bij de partij die deze goederen verstrekt.

Wij verwachten dat de goedkeuring voor de ter beschikking stelling van personeel op meerdere situaties bij de in- en uitleen van personeel van toepassing kan zijn. Daarbij wijzen wij erop dat de werking van deze goedkeuring ruimer is dan de andere btw-vrijstellingen voor detachering van personeel. Commerciële partijen, zoals uitzendbureaus, kunnen bijvoorbeeld ook van deze btw-vrijstelling voor de detachering aan zorginstellingen gebruik maken, mits aan de voorwaarden is voldaan.

Deze goedkeuringen kunnen met terugwerkende kracht worden toegepast vanaf 16 maart 2020 en zullen gelden tot 16 juni 2020 (3 maanden).

Lees meer over deze tijdelijke goedkeuringen en de voorwaarden daarbij.

Tijdelijke vrijstelling bij invoer medische hulpmiddelen

De Europese Commissie heeft tijdelijk de invoer van bepaalde medische hulpmiddelen vrijgesteld van btw en invoerrechten. Deze maatregel is van toepassing op ingevoerde medische hulpmiddelen vanaf 30 januari tot en met 31 oktober 2020 die worden gebruikt ter bestrijding van de Covid-19-crisis. Dit betreft beschermingsmiddelen, zoals mondmaskers, maar ook medische apparatuur. 

Lees meer voor nadere informatie.

Contact

Willeke Bakker

Willeke Bakker

Partner, Consulting Lead, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)61 089 31 82

Hans Linders

Hans Linders

Senior Director, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)65 324 57 07

Volg ons