Er is veel aandacht voor de Europese productiviteitsgroei sinds de verschijning van het Draghi-rapport. Die blijft namelijk achter bij die van de VS. Dat hangt ook samen met de grotere publieke sector in Europa die ons brede welvaart oplevert. Toch moeten we de productiviteit in de publieke sector zien te verhogen.
Sinds de lancering van het Draghi rapport, is het besef breed ingedaald dat de Amerikaanse economie beter presteert als het gaat om financiële welvaart. De oorzaak van de achterblijvende arbeidsproductiviteit in Europa wordt geweten aan verkeerde investeringen in innovatie. Europa is blijven hangen in midtech (zoals de mode- en autoindustrie) en heeft te weinig geïnvesteerd in hightech (zoals ruimtevaart en cloud computing).
Het klopt dat de private R&D-investeringen in de EU al jaren achterblijven bij die in de VS en dat het door de onvolledig geïntegreerde interne markt moeilijker is om voldoende schaalgrootte te ontwikkelen om een wereldspeler te worden. Toch is dat niet het hele verhaal. Een deel van het verschil in arbeidsproductiviteitsgroei hangt namelijk samen met het verschil in de omvang van de publieke sector.
De publieke sector in de EU is groter dan die in de VS, zowel gemeten in kosten van overheidsproductie, het aandeel in de beroepsbevolking dat in de publieke sector werkzaam is, als het aandeel van niet-commerciële dienstverlening in de economie. De grotere publieke sector – zoals het onderwijs, overheid, zorg en welzijn – in Europa heeft effect op de groei van de arbeidsproductiviteit op macroniveau, omdat de groei in de publieke sector typisch laag is. Vanwege de grotere omvang en de lagere arbeidsproductiviteit in deze sector, pakken de productiviteitscijfers in de EU als geheel ook lager uit dan die in de VS.
De huidige cijfers voor de arbeidsproductiviteit vertellen echter niet het hele verhaal. Omdat er geen marktprijs bekend is voor de verleende diensten is het meten van de arbeidsproductiviteit binnen de publieke sector ingewikkeld. Daarom wordt bij de berekening van de arbeidsproductiviteit vaak de kostprijs van de geleverde diensten genomen, die grotendeels uit loonkosten bestaan. Bij deze meetmethode worden alleen volumemutaties en geen kwaliteitsveranderingen gemeten. Bij de zorg wordt bijvoorbeeld gekeken naar het aantal voltooide behandelingen en de kosten die voor bepaalde diagnoses worden gemaakt; niet naar de zorgopbrengsten of de ervaren kwaliteit van de zorg.
Ook kan gekeken worden naar de hoogwaardigheid van de geleverde diensten. In private sectoren als transport en logistiek en de horeca hangt de lage arbeidsproductiviteit doorgaans samen met laagwaardige activiteiten. In publieke sectoren als het onderwijs en de rechtspraak ligt de berekende productiviteit misschien laag, maar wordt het werk gemiddeld genomen als hoogwaardig gezien. Voor een realistischer beeld zou de focus moeten liggen op de complexiteit van de dienstverlening en de benodigde kennis en vaardigheden om die diensten te verlenen. Zonder een correctie voor deze productiviteitsvertekening is het lastig om te concluderen dat de VS het beter doet dan de EU.
De relatief grote publieke sector in de EU zorgt dus voor lagere productiviteitscijfers. Tegelijkertijd doet Europa het, bekeken vanuit een breed welvaartsperspectief, beter dan de VS. Een productieve en toegankelijke publieke sector die hoogwaardige diensten verleent is essentieel voor die brede welvaart in Nederland en de rest van de EU. De les is daarom niet om de publieke sector kleiner te maken in een poging de arbeidsproductiviteit op macroniveau te verhogen. Maar juist om de publieke sector niet onhoudbaar groot te laten worden.
Met het achterblijven van die arbeidsproductiviteit stijgt het aandeel van die sector in de economie automatisch door omdat de loonkosten meegroeien met het gemiddelde op de arbeidsmarkt. CBS-data laten zien dat de contractuele loonkosten per uur in de publieke sector in Nederland van begin 2020 tot en met het derde kwartaal van 2024 zelfs harder zijn gestegen dan in marktsectoren.
De EU moet dan ook de arbeidsproductiviteit in de publieke sector zien te verhogen. We beschrijven vier manieren om dat te doen.
Deze blog is een ingekorte versie van een artikel dat in ESB (vakblad op het gebied van economie en sociaaleconomisch beleid) is gepubliceerd.
Hoofdeconoom, PwC Netherlands
Barbara is hoofdeconoom van PwC Nederland en geeft in deze rol leiding aan het economisch bureau van PwC. Sinds 2009 is zij hoogleraar Toegepaste Economie aan de Universiteit van Amsterdam. Daarnaast vervult zij verschillende maatschappelijke nevenfuncties.