Wettelijke erkenning voor sociale ondernemingen

Pjotr Anthoni Senior Tax Manager Knowledge Centre, PwC Netherlands 11/09/20

Passende regels en meer ruimte voor ondernemingen met sociale of maatschappelijke doelen

Het kabinet maakt concreet werk van zijn belofte in het Regeerakkoord 2017 - 2021 om ‘passende regels en meer ruimte voor ondernemingen met sociale of maatschappelijke doelen’ te creëren. Een ontwikkeling die we toejuichen, want sociale ondernemingen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het oplossen van maatschappelijke problemen. Mede door Covid-19 groeit de noodzaak om ongelijkheid te verminderen, zo betogen ook Jan Willem Velthuijsen en Wineke Haagsma. Sociale ondernemingen kunnen daar bij uitstek een rol in spelen omdat zij maatschappelijke impact als primair doel hebben.

Wetsvoorstel waarschijnlijk vóór verkiezingen gereed

Het kabinet wil met een wettelijke regeling ‘die ondernemers de mogelijkheid biedt te kiezen voor een maatschappelijke BV’ voorzien in de behoefte van sociale ondernemingen aan erkenning en herkenning. Verschillende onderzoeken - onder andere van Nyenrode en PwC, Universiteit Utrecht, OESO en recent Nyenrode en KPMG - wijzen dit aan als de grootste behoefte van sociale ondernemingen. Een voorontwerp van deze wettelijke regeling wordt eind 2020 in consultatie gebracht, zo schrijft staatssecretaris Keijzer op 10 juli 2020 in haar brief aan de Tweede Kamer. De staatssecretaris lijkt er op gebrand om voor de verkiezingen volgend jaar een wetsvoorstel klaar te hebben. Daarmee zou het kabinet op de valreep zijn belofte aan sociale ondernemingen inlossen.

Maatschappelijke BV

Een maatschappelijk BV - de BVm - maakt de betreffende onderneming direct herkenbaar als hebbende een sociaal-maatschappelijke doelstelling. Het verbinden van concrete voorwaarden aan de kwalificatie als BVm moet leiden tot meer erkenning omdat daarmee social washing, het ongefundeerd claimen van een sociaal-maatschappelijke doelstelling, wordt voorkomen. In de wettelijke regeling wil de staatssecretaris daartoe ten minste het volgende regelen:

  • een set van voorschriften waaraan de inrichting van de ondernemingen en de statuten moeten voldoen;

  • één of meer bepalingen die zien op het kunnen voeren van de aanduiding ‘maatschappelijke BV’;

  • een of meer bepalingen die zien op de registratie van de maatschappelijke BV in het Handelsregister.

In de aanloop van dit traject is veel aandacht besteed aan mate waarin sociale en andere ondernemingen daadwerkelijk gebruik zullen maken van de rechtsvorm. Bijvoorbeeld bij de Luxemburgse Société d’impact societal (SIS) - een specifieke rechtsvorm voor ondernemingen gericht op het maken van sociale impact - is dit niet gelukt, sinds de introductie in 2016 hebben slecht 16 ondernemingen deze rechtsvorm aangenomen. Om de BVm daadwerkelijk in gebruik te brengen, moet het een duidelijke, eenvoudige en goed uitvoerbare regeling worden. Daarentegen moeten de voorwaarden voldoende streng zijn om erop te kunnen vertrouwen dat een BVm daadwerkelijk primair gaat voor maatschappelijke impact. Deze twee uitgangspunten vragen om een gebalanceerde regeling die niet te soft en niet te hard is, maar precies a pointe.

Meer knelpunten

De introductie van de BVm richt zich primair op het geconstateerde gebrek aan erkenning en herkenning. Bij de Kamerbrief is ook het onderzoeksrapport van BMC Advies meegestuurd waarvoor is onderzocht welke andere knelpunten sociale ondernemingen nu nog ervaren.

Een opvallende conclusie is dat sociaal ondernemers in het bestaande speelveld structureel ongelijke kansen en nadelige voorwaarden ervaren op allerlei niveaus: 

  • Sociale ondernemingen hebben hogere kosten, bijvoorbeeld omdat zij mensen met beperkingen inzetten. De loonkostensubsidie dekt maar een deel van de kosten.

  • Dubbele belastingen: omdat het belastingsysteem niet op circulariteit ingericht is, leidt dit ertoe dat de eindconsument deels dubbele btw betaalt bij de aanschaf van circulaire producten.

  • Het belastingsysteem is zo ingericht dat het inzetten van arbeidskrachten wordt ontmoedigd; hierdoor kunnen maatschappelijke doelen van sociale ondernemingen niet worden gediend.

  • De overheid voert beleid dat gericht is op hele sectoren. Daarmee worden ook regels geïntroduceerd die sociale ondernemingen treffen waar de onderneming zelf al maatregelen had genomen.

  • De overheid definieert smal beleid, waardoor sociale ondernemingen met een onverwachte aanpak geen gebruik kunnen maken van de regeling, terwijl de intentie van de ondernemers dezelfde is als de intentie van de regeling.

Deze knelpunten worden niet direct opgelost met de introductie van de BVm. Sterker nog, om de introductie van de BVm politiek haalbaar te maken zou het oplossen van deze knelpunten naar mijn inschatten het best daarvan gescheiden blijven. Op termijn - na invoering van de BVm - kan de kwalificatie die het voeren van de rechtsvorm met zich meebrengt een factor kunnen zijn voor oplossingen. Maar wanneer de discussie daarover onderdeel wordt gemaakt van de invoering van de BVm zal dat te veel druk zetten op het politieke proces en zie ik een grote kans dat dit initiatief (opnieuw) politiek sneuvelt.

De door BMC gesignaleerde fiscale knelpunten zouden naar mijn mening het beste kunnen worden meegenomen bij de gewenste hervorming van het belastingsysteem. Met de publicatie van het bouwstenenrapport is de politieke discussie afgetrapt. Een uitgangspunt voor een herzien belastingsysteem kan zijn dat meer rekening moet worden gehouden met sociaal-maatschappelijke opbrengsten.

Wat kunnen we anders doen na Covid-19?

De Covid-19-crisis laat diepe sporen na in het leven van mensen, de maatschappij en de economie. We zijn nog volop bezig de gevolgen zo veel mogelijk te beperken. Maar ondertussen is het ook goed om te kijken naar welke zaken we kunnen heroverwegen nu we langzaam naar een nieuwe werkelijkheid gaan. Wat kunnen we nu doen om een duurzame vooruitgang te creëren? 

Contact

Pjotr Anthoni

Pjotr Anthoni

Senior Tax Manager Knowledge Centre, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)61 091 73 45

Volg ons