Update: Conditionele bronbelasting op dividenden

17/11/21

De Eerste Kamer heeft op 2 november 2021 het wetsvoorstel Wet invoering conditionele bronbelasting op dividenden aangenomen. Het wetsvoorstel is daarmee per 2 november 2021 “substantieel als wetgeving” aangenomen voor IFRS-doeleinden. Voor (interim) rapportage periodes (onder IFRS) die eindigen op of na 2 november 2021 dient er daarom rekening te worden gehouden met het wetsvoorstel. In de tussentijd is het wetsvoorstel ook gepubliceerd in het Staatsblad op 11 november 2021, hetgeen betekent dat het wetsvoorstel ook als wetgeving is aangenomen per die datum voor IFRS-doeleinden. De Wet invoering conditionele bronbelasting op dividenden treedt in werking per 1 januari 2024.

Conditionele bronbelasting op dividenden

Op basis van de Wet invoering conditionele bronbelasting op dividenden wordt een conditionele (c.q. additionele) bronbelasting geheven op (i) dividendbetalingen naar laagbelaste jurisdicties (i.c. jurisdicties met een statutaire winstbelasting lager dan 9%), (ii) dividendbetalingen naar jurisdicties die op de EU-lijst van non-coöperatieve landen staan en (iii) dividendbetalingen aan hybride entiteiten en bij kunstmatige structuren die zijn bedoeld om Nederlandse bronbelasting op dividenden te ontwijken (i.c. misbruik situaties).

Het tarief van de conditionele bronbelasting op dividenden is gekoppeld aan het VPB-toptarief (momenteel: 25%). De conditionele bronbelasting op dividenden wordt een nieuwe heffing die zal bestaan naast de al bestaande Wet op de dividendbelasting 1965 ( tarief: 15%). Beide belastingen kunnen dus mogelijk naast elkaar worden geheven, waarbij de Wet invoering conditionele bronbelasting op dividenden wel voorziet in een anti-cumulatieregeling die ertoe leidt dat per saldo een effectieve heffing van maximaal 25% van toepassing is. Anders dan geldt voor de al bestaande dividendbelasting, draagt de uitkerende entiteit onder de Wet invoering conditionele bronbelasting op dividenden de ingehouden bronbelasting uiterlijk binnen een maand na afloop van het kalenderjaar af, overeenkomstig de aangifte. De uiterste datum voor het indienen van de aangifte en het afdragen van de bronbelasting zal dus altijd 31 januari van het daaropvolgende jaar zijn (onder de reguliere dividendbelasting moet de belasting worden ingehouden en afgedragen binnen één maand na betaalbaarstelling van het dividend).

Voor nadere details over de nieuwe conditionele bronbelasting op dividenden, zie: Wetsvoorstel conditionele bronbelasting op dividenden ingediend.

Aandachtspunten voor de jaarrekening

Op basis van IFRS dienen acute en latente belastingposities berekend te worden aan de hand van de belastingtarieven en belastingwetgeving die ten tijde van een boekjaar (substantieel) als wetgeving zijn aangenomen (IAS 12.46 en IAS 12.47). Aangezien het wetsvoorstel geacht “substantieel als wetgeving” te zijn aangenomen per 2 november 2021, dient voor (interim) rapportage periodes (onder IFRS) die eindigen op of na de genoemde datum rekening te worden gehouden met de nieuwe bronbelasting op dividenden.

Op basis van de Wet invoering conditionele bronbelasting op dividenden zouden dividendbetalingen van een Nederlandse entiteit naar o.a. laagbelaste jurisdicties onderworpen kunnen worden aan conditionele bronbelasting. Hoewel de conditionele bronbelasting geheven wordt op het niveau van de Nederlandse entiteit, wordt de daadwerkelijke last van de bronbelasting gedragen door de (buitenlandse) ontvanger van het dividend. Voor de jaarrekening zou de onderworpenheid aan de conditionele bronbelasting kunnen leiden tot een hogere effectieve belastingdruk bij de (buitenlandse) ontvanger.

Ten behoeve van de jaarrekening zou tevens een analyse gemaakt moeten worden of de (buitenlandse) ontvanger de potentiële conditionele bronbelasting claim (i.c. latente belastingschuld) ten aanzien van de nog niet uitgekeerde winstreserves van haar Nederlandse deelneming (i.c. outside basis differences) dient te verantwoorden op grond van IAS 12.39. Als bijvoorbeeld uit de analyse volgt dat geen latente belastingschuld verantwoord hoeft te worden op het niveau van de ontvanger, dan is het ook van belang om op te merken dat IFRS een toelichtingsvereiste bevat ten aanzien van het totale bedrag van de niet-verantwoorde latente belastingschuld op outside basis differences (IAS 12.81 (f)).

Als laatst is het ook relevant om de recent voorgestelde verhoging van het VPB-toptarief van 25% naar 25,8% zoals beschreven in de tweede Nota van wijziging te monitoren (zie ook onze bijgewerkte publicatie:  Belastingplan 2022: Mogelijke impact op de jaarrekening. Zodra dit wetsvoorstel (substantieel) als wetgeving is aangenomen, dan zal het hogere tarief van 25,8% ook gelden voor de conditionele bronbelasting op dividenden. Dit zal vervolgens invloed hebben op het potentiële conditionele bronbelasting claim en daarmee ook het bedrag aan latente belastingschuld op outside basis differences.

Contact

Voor nadere (tax accounting) details en advies omtrent de nieuwe bronbelasting op dividenden kunt u contact opnemen met uw lokale PwC adviseur of een van de onderstaande auteurs.

Contact

Marcel Kriek

Marcel Kriek

Senior Director, Tax & Legal Tax Reporting & Strategy, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)62 265 01 94

Michael Biharie

Michael Biharie

Manager, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)61 283 33 07

Ying Than

Ying Than

Senior Associate, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)63 419 08 23

Volg ons