Eind oktober 2022 is de Wet tijdelijke solidariteitsbijdrage voorgesteld. Deze wet introduceert een solidariteitsbijdrage voor bedrijven die actief zijn in de olie- en gassector. Wat zijn de belastingaspecten en gevolgen voor de jaarrekening?
Door onvoorziene en uitzonderlijke omstandigheden zoals de oorlog in Oekraïne en de energiecrisis zijn de winsten van bedrijven die actief zijn in bijvoorbeeld de aardgasindustrie dit jaar hoger dan normaal. Op 31 oktober 2022 heeft de Nederlandse regering een solidariteitsbijdrage uitgewerkt in het wetsvoorstel ‘Wet tijdelijke solidariteitsbijdrage’ en op 24 november 2022 is deze aangenomen door de Tweede Kamer. Deze solidariteitsbijdrage is gebaseerd op de EU-verordening 2022/1854 van 6 oktober 2022 betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen. Een verordening is, anders dan een richtlijn, direct van kracht in de EU-lidstaten. Omdat de verordening echter bepaalde keuzemogelijkheden biedt, is nationale wetgeving nodig. Conform de EU-verordening is het doel van de solidariteitsbijdrage het herverdelen van overwinsten van bedrijven in de olie- en gassector. EU-lidstaten moeten de opbrengsten van de solidariteitsbijdrage inzetten voor de ondersteuning van eindafnemers.
Naast de tijdelijke solidariteitsbijdrage bevat deze EU-verordening ook een inkomensplafond voor elektriciteitsproducenten van 180 euro/MWh. Deze zal van toepassing zijn voor producenten die elektriciteit opwekken met zon, wind en nucleaire techniek en wordt momenteel in meer detail uitgewerkt voor de Nederlandse toepassing in 2023. Op 30 november 2022 is er een aanbiedingsbrief voor deze heffing naar de Tweede Kamer gegaan met het voorstel voor de implementatie van deze heffing in Nederland. Deze zal strenger zijn dan de EU-verordening.
Op basis van het huidige voorstel zal de solidariteitsbijdrage gelden voor bedrijven die:
De solidariteitsbijdrage wordt berekend over de overwinst van deze bedrijven. Conform de EU-verordening is de overwinst de winst van boekjaren die in 2022 starten voor zover deze meer bedraagt dan 120% van de gemiddelde winsten van de boekjaren 2018 tot en met 2021. Over deze overwinst wordt 33% solidariteitsbijdrage geheven. Als het gemiddelde negatief is, zal het uitgangspunt voor de solidariteitsbijdrage nihil zijn.
De Nederlandse regering wil de opbrengsten gebruiken voor de financiering van koopkrachtmaatregelen en in het bijzonder de 190 euro die elke kleinverbruiker in november en december van dit jaar ontvangt.
A BV heeft in 2018, 2019, 2020 en 2021 voor de vennootschapsbelasting een belastbaar resultaat van respectievelijk -/- € 30 miljoen, € 10 miljoen, € 20 miljoen en € 100 miljoen behaald. A BV heeft een vergunning voor de winning van aardgas in Nederland, voldoet aan de voorwaarden van de solidariteitsbijdrage en heeft een boekjaar gelijk aan het kalenderjaar. In 2022 is een omzet van € 400 miljoen behaald. De kosten zijn € 100 miljoen.
Van A BV wordt naast vennootschapsbelasting als vergunninghouder ook winstaandeel geheven op grond van de Mijnbouwwet.
Winstaandeel:
Het belastbare bedrag voor de vennootschapsbelasting is (€ 300 miljoen -/- € 92 miljoen) =
€ 207 miljoen. Uitgaande van de hoogste vpb-tariefschijf (25,8% in 2022), is de verschuldigde vennootschapsbelasting dan € 53 miljoen.
De solidariteitsbijdrage is als volgt te berekenen:
De onderneming in het rekenvoorbeeld moet in 2022 in totaal 210 miljoen euro van de gemaakte winst aan de Belastingdienst afdragen. Deze afdracht bestaat uit grofweg 145 miljoen euro winstaandeel en vennootschapsbelasting en 60 miljoen euro solidariteitsbijdrage. De belastingdruk van deze onderneming komt daarmee in 2022 uit op zo’n 70%.
Daarnaast is de Staat altijd als aandeelhouder via EBN BV betrokken in Nederlandse olie- en gaswinningsprojecten. Door deze participatie ontvangt de overheid in de regel 40% en bij uitzondering tot 50% van de opbrengst uit het betreffende project. Als deze verplichte participatie wordt meegenomen, dan kan tot tegen 90% van de winst van het project over 2022 bij de overheid terechtkomen.
De solidariteitsbijdrage zoals nu voorgesteld geldt voor binnenlandse en buitenlandse belastingplichtigen die zijn onderworpen aan vennootschapsbelasting in Nederland.
De bijdrage moet, net als omzetbelasting, op aangifte worden voldaan. De termijn voor het indienen van de aangifte en het betalen van de bijdrage is zeventien maanden na het einde van het boekjaar. Het niet of te laat doen van aangifte kan worden bestraft met een bestuurlijke boete. Het is opvallend dat de bijdrage, anders dan bijvoorbeeld het winstaandeel, niet aftrekbaar is van de winst voor de vennootschapsbelasting. Daarnaast is het nog onduidelijk of inhaalverliezen die in 2022 opkomen en moeten worden meegenomen voor de Nederlandse vennootschapsbelastinggrondslag, ook meewegen voor het bepalen van de solidariteitsheffing
De EU-verordening geeft lidstaten de keuze om de solidariteitsbijdrage in 2022 en/of 2023 toe te passen. In het huidige voorstel is ervoor gekozen om de overwinst in 2022 met terugwerkende kracht te belasten. Het voorstel heeft geen einddatum, dus de maatregel kan in 2023 ook nog worden toegepast. Het kabinet lijkt in de parlementaire toelichting aan te geven dat dit niet gaat gebeuren, maar van een toezegging is nog geen sprake.
Voor 2023 en 2024 wordt een andere aanvullende heffing - aangekondigd tijdens Prinsjesdag - beoogd. Namelijk een tijdelijke verhoging van de zogeheten cijns op gas naar 65% op de omzet uit aardgas tegen een gemiddelde prijs hoger dan 0,50 euro p/m3. Ook hier is het doel de verwachte hoge winsten van gasbedrijven gedeeltelijk af te romen en de opbrengsten te gebruiken voor extra koopkrachtmaatregelen.
Aangezien de einddatum van de solidariteitsheffing nog niet bij wet is vastgelegd, is het mogelijk dat deze twee maatregelen in 2023 en 2024 tegelijkertijd van toepassing zijn. Daarnaast kan de solidariteitsbijdrage gelden voor twee boekjaren. Dit komt doordat het bijdragejaar omschreven is als ‘elk boekjaar dat aanvangt in het kalenderjaar 2022’. Bij een verkort boekjaar kan het zijn dat er twee boekjaren en daarmee bijdragejaren in 2022 zijn. Tot slot leiden gebroken boekjaren die starten in 2022 en doorlopen in 2023 in zekere zin tot een samenloop met de cijns.
Als een bijdrageplichtige deel uitmaakt van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting, wordt de winst van de bijdrageplichtige berekend alsof hij geen deel uitmaakt van de fiscale eenheid. De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs merkt hierover op dat het onduidelijk is hoe de winst aan de maatschappijen toegerekend moet worden. Kortere boekjaren die ontstaan door voeging of ontvoeging in een fiscale eenheid worden daarom genegeerd voor de solidariteitsbijdrage.
In verband met invorderingsrisico’s als gevolg van de lange betaaltermijn zijn de maatschappijen in de fiscale eenheid wel alle hoofdelijk aansprakelijk voor het betalen van de bijdrage, ook die verschuldigd is door andere maatschappijen.
Het is nog niet volledig zeker hoe de solidariteitsheffing er definitief uit zal komen te zien. Er zijn (nadere) kamervragen gesteld over verschillende onduidelijkheden ten aanzien van de solidariteitsbijdrage. Maar de Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel inmiddels aangenomen, en dat de solidariteitsbijdrage er gaat komen is zeker aangezien de EU-verordening directe werking heeft.
Zodra de solidariteitsbijdrage voor jaarverslaggevingsdoeleinden ‘als wetgeving is aangenomen’, zal dit gevolgen hebben voor de (interim-)jaarrekening. Om die gevolgen in kaart te brengen, is het van belang om vast te stellen dat de solidariteitsbijdrage in wezen een winstbelasting is (effectief wordt de bijdrage immers geheven over de winst). Deze bijdrage zal daarom conform de regels van IAS 12 verantwoord moeten worden in de jaarrekening. Hieronder wordt ingegaan op de mogelijke impact onder IAS 12.
Bedrijven zullen de (numerieke) impact van de voorgestelde solidariteitsbijdrage in hun (interim-)jaarrekening moeten verantwoorden zodra de voorgestelde verordening voor verslaggevingsdoeleinden ‘als wetgeving is aangenomen’ (‘substantively enacted’ conform IAS 12).
Onder IFRS wordt een wetsvoorstel geacht ‘als wetgeving te zijn aangenomen’ zodra eventuele toekomstige stappen in het wetgevingsproces het wetsvoorstel niet meer zullen veranderen. In dit verband moet de zinsnede ‘niet meer zal veranderen’ niet geïnterpreteerd worden als ‘niet meer kan veranderen’. Aangezien de voorgestelde solidariteitsbijdrage wordt geregeld via een EU-verordening, is het wetgevingsproces van een EU-verordening in dit kader relevant. De rechtsgrondslag van de voorgestelde verordening is artikel 122 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Als zodanig vereist het voorstel een gekwalificeerde meerderheid van stemmen in de Europese Raad om te worden goedgekeurd. De verordening is inmiddels op 6 oktober 2022 gepubliceerd in het officiële EU-publicatieblad.
Ondanks dat een politiek akkoord was bereikt op 30 september 2022, wordt de definitieve werking van de solidariteitsbijdrage pas bekend zodra de desbetreffende EU-lidstaten hun keuze ten aanzien van het toepasselijke belastingjaar (dat wil zeggen 2022, 2023 of beide) bekend hebben gemaakt richting de Europese Commissie. Logischerwijs is vanaf dat moment de solidariteitsbijdrage als ‘wetgeving aangenomen’. In de Nederlandse situatie zal dit zijn op het moment dat het wetsvoorstel ook is aangenomen door de Eerste Kamer.
Gelet op het wetgevingsproces moeten EU-lidstaten hun keuze ten aanzien van het toepasselijke belastingjaar aan de Europese Commissie bekendmaken vóór 31 december 2022. Het moment dat de solidariteitsbijdrage als wetgeving wordt aangenomen zal daarom plaatsvinden in het vierde kwartaal van 2022 (voor kalenderboekjaren).
Bedrijven die rapporteren onder IFRS moeten rekening houden met de implicaties van de solidariteitsbijdrage voor hun rapportage over het vierde kwartaal van 2022 dan wel de jaarrekening 2022. De impact op de (interim-)jaarrekening is afhankelijk van de keuze voor het toepasselijke belastingjaar (per EU-lidstaat):
Ook in andere landen zijn wetgevers bezig met het invoeren van een solidariteitsbijdrage conform de EU-verordening, bijvoorbeeld België, Bulgarije, Frankrijk, Bulgarije en Zweden. De verwachting is dat binnenkort alle EU-lidstaten een dergelijke maatregel in hun nationale wetgeving op gaan nemen. Kroatië stelde voor om de solidariteitsbijdrage van 33% toe te passen op alle sectoren. Ook het Verenigd Koninkrijk werkt aan vergelijkbare maatregelen hoewel is het niet gebonden aan de EU-regelgeving.
Naast de solidariteitsbijdrage, hebben lidstaten ook de mogelijkheid om een zogenoemde ‘windfall tax’ of overwinstbelasting op te nemen in hun belastingsysteem. Sommige lidstaten hebben al een dergelijke belasting ingesteld. Een voorbeeld is Hongarije, dat de overwinst van financiële instellingen, aardolieproducenten en farmaceutische producenten belast.
De Wet tijdelijke solidariteitsbijdrage zorgt voor een extra last voor een bepaalde groep belastingplichtigen. Bijdrageplichtigen moeten rekening houden met extra afdrachten en aangifteverplichtingen. Voor de jaarrekening zijn de gevolgen nog niet helemaal duidelijk, aangezien dit afhangt van de keuze voor het toepasselijke belastingjaar per EU-lidstaat.
Marcel Kriek
Senior Director, Tax & Legal Tax Reporting & Strategy, PwC Netherlands
Tel: +31 (0)62 265 01 94
Juliette Marsé
Director (Tax) - Energy, Utilities & Resources, PwC Netherlands
Tel: +31 (0)63 419 61 08