Politieke stabiliteit, arbeid, infrastructuur en fysieke ruimte - belangrijke indicatoren voor de kwaliteit van het ondernemingsklimaat - staan onder druk in Nederland. De overheid zou prioriteit moeten geven aan langetermijnoplossingen voor problemen in deze gebieden. In plaats daarvan domineert kortetermijndenken de begrotingsplannen, aldus PwC-hoofdeconoom Barbara Baarsma.
Laat ik met iets positiefs beginnen: het ondernemingsklimaat staat prominent op de agenda van het kabinet. Bovendien is het positief dat het kabinet is teruggekomen op verschillende belastingmaatregelen die een negatieve invloed op het ondernemingsklimaat zouden hebben, zoals het terugdraaien van het voornemen om de 30%-regeling voor hoogopgeleide kenniswerkers te schrappen, al wordt deze wel iets versoberd. Ook zien we belangrijke herstelwerkzaamheden op het gebied van de dividendbelasting en de inkoop van eigen aandelen.
Naast deze fiscale herstelwerkzaamheden zal het nieuwe kabinet echter moeten investeren in het ondernemingsklimaat om een verdere neergang te keren. De Business Climate Heatmap, die we kort voor Prinsjesdag uitbrachten, laat zien dat het ondernemingsklimaat in Nederland sinds 2018 is verslechterd. Het kortetermijndenken in de huidige begrotingsplannen brengt daarin geen verandering. Graag laat ik aan de hand van onze heatmap zien wat de plannen precies voor het Nederlandse ondernemingsklimaat betekenen.
Hoewel de plannen van het kabinet betrekking hebben op veel van de zestig indicatoren in de Business Climate Heatmap, richt ik me nu op drie categorieën, waarop het nieuwe overheidsbeleid een negatieve impact zal hebben:
Deze categorie omvat indicatoren voor maatschappelijke, democratische, bestuurlijke en regelgevende stabiliteit. Veel van deze indicatoren zijn sinds 2018 verslechterd, wat gevolgen heeft voor de politieke stabiliteit en reguleringszekerheid. Beide zijn voor bedrijven belangrijke voorwaarden voor langetermijninvesteringen.
Hoewel de regering het ondernemingsklimaat wil verbeteren, betwijfel ik of de huidige plannen tot meer politieke en regelgevende stabiliteit leiden. Allereerst zal de geplande bestedingsstimulans waarschijnlijk nadelige gevolgen hebben doordat deze bijdraagt aan de oververhitting van de economie en dus procyclisch is. In deze fase van de conjunctuurcyclus, met een verwachte groei van het bruto binnenlands product (bbp) van 1,6 procent in 2025, zit de economie namelijk al dicht bij haar maximale productiecapaciteit.1
Dit blijkt ook uit de inflatie- en looncijfers: hoewel de inflatie voor 2024 naar verwachting daalt tot 2,8 procent, zal die ruim boven het streefcijfer van twee procent blijven.2 Bovendien worden de collectief overeengekomen loonstijgingen geraamd op 5,9 procent voor 2023, 6,6 procent voor 2024 en 4,3 procent voor 2025.3 Ook tekorten aan arbeidskrachten, netcongestie, de overvolle infrastructuur en een gebrek aan fysieke en milieuruimte wijzen op oververhitting van de economie.
De overheidsuitgaven zijn vooral gericht op het stimuleren van de koopkracht op de korte termijn in plaats van investeringen in economische groei op de lange termijn en zullen de inflatiedruk en volatiliteit alleen maar doen toenemen.
Daarnaast laat dit beleid de overheid niet veel speelruimte voor het geval de overheidsfinanciën meer verslechteren dan verwacht. Op verschillende gebieden kunnen de overheidsuitgaven veel hoger uitvallen dan begroot. Dat geldt bijvoorbeeld voor de aan TenneT verstrekte leningen voor hun Duitse net. Na leningen van dertien miljard euro en twaalf miljard euro in 2024 en 2025 verstrekt de regering een aanvullend overbruggingskrediet van twee miljard euro voor 2025 en zeventien miljard euro voor 2026.4 Waarschijnlijk zijn er in de toekomst aanvullende leningen nodig.
Verder kunnen er ook extra uitgaven nodig zijn om de box 3-kwestie, het toeslagenschandaal, de hervorming van het belastingstelsel of andere belastinggerelateerde kwesties op te lossen. Een ander voorbeeld gaf ik al in een eerdere blog, namelijk dat het halveren van het eigen risico in de zorgpremies economische gezien geen goed beleid is. Hierdoor nemen de zorgverzekeringspremies en de vraag naar zorg alleen maar toe. Daarnaast is het onduidelijk of de bezuinigingen op migratie, afdrachten aan de EU en het ambtelijk apparaat ook daadwerkelijk de verwachte besparingen opleveren.
De derde reden waarom ik twijfel of de huidige kabinetsplannen leiden tot meer politieke en regelgevende stabiliteit, is het risico dat de regering prioriteit geeft aan ad-hocbezuiningen op de korte termijn. Het kabinet heeft namelijk afgesproken dat bij budgettaire tegenvallers direct bezuinigingen elders volgen. Dit zal het ondernemingsklimaat schaden omdat het ten koste gaat van voorspelbaar en consistent overheidsbeleid.
De afgelopen jaren was dit al een zwak punt voor Nederland. En door zo dicht bij de begrotingsnormen te begroten, verslechtert de regering het ondernemingsklimaat op dit punt nog verder. Ook wordt de begrotingsruimte voor weloverwogen investeringen op de lange termijn steeds beperkter. Dat raakt vooral de belangrijkste troef van een hoogontwikkelde kenniseconomie als Nederland: het menselijk kapitaal.
De categorie menselijk kapitaal richt zich op de beschikbaarheid, kwaliteit en productiviteit van de beroepsbevolking. Wat beschikbaarheid betreft, kleurt de heatmap rood. Dat wijst op een verslechterende trend. Toch heeft het kabinet duidelijk de wens geuit om de arbeidsmigratie van bepaalde groepen werknemers te verminderen. Het hoopt zo de druk op de openbare infrastructuur en diensten te verlichten. Daarom is het stimuleren van de groei van de arbeidsproductiviteit essentieel voor een gezond ondernemingsklimaat. Doordat het kabinet echter bezuinigt op onderwijs, onderzoek en wetenschap, zal de productiviteit achterblijven en het ondernemingsklimaat verslechteren.
In totaal stelt de regering bijna twee miljard euro aan bezuinigingen op onderwijs voor. Dit komt op een moment dat de onderwijsprestaties van Nederlandse leerlingen, gemeten aan de hand van de PISA-scores, de afgelopen twintig jaar sterk zijn gedaald, meer nog dan in andere Europese landen. Dit is zeer zorgelijk, omdat onderwijs de belangrijkste motor is voor de groei van de arbeidsproductiviteit in Nederland, zo lieten we in een eerder onderzoek zien. In dat onderzoek bleek ook hoe de arbeidsproductiviteitsgroei in Nederland achterblijft bij de meeste Europese landen en de VS.
Na onderwijs is ook innovatie ook een belangrijke aanjager van de groei van de arbeidsproductiviteit. Hoewel Nederland de laatste tijd beter scoorde op een aantal indicatoren voor menselijk kapitaal en onderzoek, bedragen de totale (publieke en private) R&D-uitgaven momenteel 2,3 procent van het bbp. Dat lager is dan het OESO-gemiddelde.5 Wat betreft de toekomst van de financiering van onderzoek en innovatie, zijn er per saldo fors minder middelen beschikbaar. Enerzijds komen er meer middelen beschikbaar voor Invest-NL en Invest-International, namelijk ongeveer één miljard euro extra tot en met 2029. Anderzijds snijdt het kabinet in publieke onderzoeksfinanciering.
Zo stopt de overheid met het toekennen van start-upsubsidies aan universiteiten ter waarde van 175 miljoen euro. Daarnaast verlaagt het kabinet de financiering van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) met 27 miljoen euro in 2030 en veertig miljoen in latere jaren. Verder bezuinigt het kabinet 125 miljoen euro op het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap. Tot slot heeft de regering besloten om het Nationaal Groeifonds af te bouwen, waarbij de niet-toegewezen middelen die bestemd waren voor toekomstige investeringsrondes, in totaal 6,8 miljard euro, worden afgeroomd. Het is dus zeer waarschijnlijk dat het verminderde onderzoekspotentieel negatieve gevolgen zal hebben voor innovatie in Nederland.
Dit brengt mij bij het derde punt: zonder investeringen in onderwijs en innovatie zal de groei van de arbeidsproductiviteit en het economisch groeipotentieel lager zijn. Daardoor is het een grotere uitdaging om andere problemen met betrekking tot het ondernemingsklimaat op te lossen, zoals netcongestie, voldoende onderhoud van snelwegen, spoorwegen en vaarwegen, en investeringen in de energietransitie, stikstofarme landbouw en adequate waterkwaliteit.
De categorie infrastructuur en fysieke ruimte richt zich op drie gebieden: decarbonisatie en milieuvervuiling, huisvesting en de kwaliteit van het vervoer, en fysieke en digitale infrastructuur. Vooralsnog kleurt de heatmap op verschillende indicatoren op het gebied van energie en milieu en van infrastructuur en vervoer niet rood en zelfs groen.
Nederland heeft het de afgelopen jaren goed gedaan door de koolstofintensiteit (uitstoot per hoofd van de bevolking) en de stikstofuitstoot in de economie te verminderen. De heatmap geeft aan dat die emissies zijn gedaald, maar laat niet zien of dat voldoende is om binnen de wettelijke normen te blijven. Op het gebied van koolstof en stikstof en ook waterkwaliteit (nog niet opgenomen in de heatmap), is aanvullend beleid nodig om de gestelde doelen te halen. Het Planbureau voor de Leefomgeving concludeert dat het regeerprogramma op dat punt onvoldoende effectief beleid bevat.6 Zonder dat beleid zullen economische activiteiten worden beperkt door de beperkte milieuruimte, wat een negatief effect heeft op het Nederlandse ondernemingsklimaat.
Als het gaat om infrastructuur, zowel fysiek als digitaal, scoort Nederland nog steeds relatief goed. Om de kwaliteit en capaciteit van de spoor-, weg- en waterinfrastructuur op peil te houden en problemen zoals congestie op het elektriciteitsnet aan te pakken, zijn extra investeringen en beleidskeuzes nodig.
Uiteindelijk moet de overheid de randvoorwaarden scheppen voor een verschuiving van laagproductieve naar hoogproductieve activiteiten en daarbij sturen op activiteiten die een beperktere ruimtelijke en ecologische voetafdruk hebben en niet afhankelijk zijn van onderbetaalde arbeid. Anders wordt de schaarste in termen van arbeid, fysieke en milieuruimte en infrastructuur te groot, Dat geldt des te meer naarmate het kortetermijndenken blijft winnen van het oplossen van langetermijnproblemen.
Onderzoeksondersteuning door Guntars Upis.
1CPB (17 september 2024): Macro Economische Verkenning 2025.
2CPB (17 september 2024): Macro Economische Verkenning, DNB (juni 2024): De stand van onze economie.
3CPB (17 september 2024): Macro Economische Verkenning 2025.
4TenneT (18 september 2024) Het Nederlandse Ministerie van Financiën verstrekt TenneT een nieuwe en verlengde leenfaciliteit.
5OESO (maart 2024), OECD Main Science and technology Indicators, Slechts 1,5% van de 2,3% komt voor rekening van de private sector. Rijksoverheid (17 september 2024): Miljoenennota 2025.
6Planbureau voor de Leefomgeving (12 juni 2024): Reflectie PBL op het Hoofdlijnenakkoord 2024-2028.