Om de ambities van de Green Deal te realiseren, zijn significante investeringen nodig van zowel de publieke als private sector. De Europese Commissie heeft plannen uiteen gezet om voor de komende tien jaar tenminste een biljoen euro te mobiliseren voor dit doel. Dit bedrag wordt volgens het schema zoals weergegeven in figuur 1 opgebracht door het EU-budget te vergroenen en door publiek-private partnerschappen.
Ongeveer de helft van het biljoen (500 miljard euro) is afkomstig uit de EU-begroting, terwijl de lidstaten 114 miljard euro bijdragen als co-financiering van europese projecten.1 De rest van de financiering moet worden opgebracht door private financiering, waarvan een deel ondersteunt met garanties van de Europese Investeringsbank (EIB).
Het biljoen euro die de Europese Commissie zegt nodig te hebben, dekt echter niet de kosten van de groene transitie. De Commissie schat dat er jaarlijks 260 miljard euro nodig is voor aanvullende investeringen om de klimaatdoelen die zijn gesteld voor 2030 te halen. Dat betekent dat er voor de komende tien jaar niet een biljoen maar 2,6 biljoen euro nodig is.
Met deze cijfers in het achterhoofd wordt het duidelijk dat een groot deel van de investeringen voor de groene transitie opgebracht moet worden door de private sector. Wat is de businesscase voor private partijen om te investeren projecten die de Green Deal ondersteunen?
1 Cofinanciering is het deel van projectuitgaven dat niet wordt gedekt door het EU-budget maar dat gegarandeerd wordt door private of publieke bronnen uit de nationale lidstaten.
De laatste jaren hebben we een ‘groene’ trend gezien bij bedrijven en investeerders. De financiering van groene projecten ligt daarom al voor een groot deel in de private sector. Dat heeft enkele belangrijke oorzaken: druk van stakeholders, de winstgevendheid van duurzame projecten en overheidsbeleid.
2 Harvard Business Review (2019), The Investor Revolution.
3 OECD Observer, Sustainable investment: A new landscape, November 2019
4 EU taxonomy for sustainable activities
Sommige bedrijven zijn al in staat om duurzaamheid en het maken van winst te combineren. De duurzame energiesector is een voorbeeld waar dit succesvol plaatsvindt, zoals de groei in het gebruik van duurzame energie aantoont. In 2019 was in bijna alle regio’s duurzame energie goed voor bijna zeventig procent van de totale capaciteitsuitbreiding.5 Energie van zon en wind waren verantwoordelijk voor 90 procent van alle toegevoegde duurzame opwekkingscapaciteit in 2019.6 De investeringen in hernieuwbare energie zijn de afgelopen tien jaar gestaag gegroeid.7 Het groeiend aantal transacties in deze markt reflecteert de belangstelling van investeerders hiervoor.
Een manier om naar deze trends kijken is middels gebruik van de marginale reductiekostencurve als een hulpmiddel om kosten te tonen van verschillende technologieën die helpen met het verlagen van koolstofemissies. Met deze curve wordt weergegeven wat de relatieve kostenreductie is van een extra eenheid koolstofemissie afname (doorgaans in kiloton CO2). Marginale kostenreducties kunnen negatief zijn als een lage koolstof optie goedkoper is dan een reguliere optie, maar kosten stijgen sterk als meer CO2 wordt gereduceerd.
Als we naar een gestileerde marginale kostenreductiecurve voor CO2 kijken (zie figuur 2), is zichtbaar dat we nu op een punt zijn waar enkele soorten investeringen in de energietransitie winstgevend worden. Projecten zoals wind- en zonne-energie hebben een negatieve kostenreductiecurve (ze liggen onder de nullijn) wat betekent dat ze winstgevende opties vormen voor vermindering van CO2 emissies. Bijvoorbeeld, projecten voor zonnepanelen en offshore windmolens tonen dalende kosten gedurende het afgelopen decennium (zie figuur 3). Mondiaal zijn de energiekosten voor zon met 82 procent, onshore wind met 39 procent en offshore wind met 29 procent afgenomen sinds 2010.8 Als gevolg hiervan kunnen offshore windparken in Nederland, die aanvankelijk sterk afhankelijk waren van overheidssubsidies, in de toekomst zonder subsidies operationeel zijn.9
Zodra we het laaghangende fruit aan de linkerkant van onze grafiek hebben geoogst, zullen de kosten van de energietransitie stijgen, aangezien de marginale kostencurve toeneemt naarmate meer CO2 wordt verminderd. Aan de rechterkant van de grafiek bevinden zich de grootschalige projecten, zoals de omschakeling van aardgas naar groene of blauwe waterstof, of implementatie van grootschalige koolstof opvang en opslag projecten (‘Carbon Capture & Storage’, CCS). Dit zijn nieuwe technologieën die nog worden ontwikkelt en vooralsnog erg duur zijn.
Echter, vijf trends helpen met kostenreducties, aangezien technologieën van boven naar beneden de nullijn van de marginale kostenreductiecurve bewegen:
5 Behalve in Afrika en het Midden Oosten.
6 IRENA (2020), Renewable Capacity Statistics 2020.
7 EEA (2019), Renewable energy in Europe - 2019..
8 IRENA (2020), Renewable Power Generation Costs in 2019.
9 PwC (2018), Unlocking Europe’s Offshore Wind Potential.
Manon van Beek (CEO) en Otto Jager (CFO) over TenneT, corona en de energietransitie
“Onze investeringsagenda zal de komende jaren oplopen tot vier tot vijf miljard euro per jaar, waarvan zo’n negentig procent direct te relateren is aan duurzaamheid.”
Jan Willem Velthuijsen
Energy Transition Economist, PwC Netherlands
Tel: +31 (0)62 248 32 93