08/11/21
PwC vindt het belangrijk u regelmatig op de hoogte te houden van relevante ontwikkelingen op het gebied van pensioen. In dit overzicht over het derde kwartaal van 2021 leest u onder meer over de vertraging van de Wet pensioenverdeling bij scheiding, belangrijke wijzigingen in de Wet bedrag ineens, de rechterlijke uitspraak over de leeftijdsafhankelijke werknemersbijdrage en de compensatie voor de afschaffing van de progressieve premie.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft bevestigd dat de twee contracten van het nieuwe pensioenstelsel nieuwe namen krijgen. Het nieuwe contract (NPC) en de verbeterde premieregeling (WVP+) heten voortaan respectievelijk de ‘solidaire premieregeling’ en de ‘flexibele premieregeling’. Toegestane varianten zijn het ‘solidaire pensioencontract’ en het ‘flexibele pensioencontract’. Door de nieuwe namen is het verschil tussen de contracten duidelijker. Het gebruik van het woord ‘flexibel’ bij de flexibele regeling benadrukt dat het contract keuzemogelijkheden biedt, terwijl de benaming van het solidaire contract het solidaire aspect benadrukt.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 8 juli 2021 bij Kamerbrief de Tweede Kamer geïnformeerd over de vertraging van de inwerkingtreding van de Wet pensioenverdeling bij scheiding. Aanvankelijk zou de wet in werking treden op 1 januari 2022. De beoogde inwerkingtredingsdatum is nu verschoven naar 1 juli 2022, omdat pensioenuitvoerders voldoende voorbereidingstijd moeten hebben om hun werkwijzen en administraties aan te passen. Maar het zou ook heel goed kunnen dat de inwerkingtreding samenvalt met de beoogde ingangsdatum van de wetgeving rondom het nieuwe pensioenstelsel, namelijk 1 januari 2023.
De wet beoogt de verdeling van pensioenen bij scheiding te moderniseren. Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel is conversie van pensioenrechten de standaard. Bij conversie krijgen beide ex-partners een zelfstandig recht op pensioen. Hierdoor is de verdelingsgerechtigde partner niet langer afhankelijk van de keuzes van de verdelingsplichtige partner. Beiden ex-partners krijgen hiermee in de toekomst standaard de helft van het tijdens het huwelijk door de ander opgebouwde pensioen. Ex-partners kunnen ook aangeven dat zij het pensioen niet willen verdelen of dat zij andere afspraken over de verdeling maken. Meer informatie over de Wet pensioenverdeling bij scheiding vindt u in ons eerdere actueelbericht.
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Tweede Kamer op 12 oktober 2021 per brief geïnformeerd dat de mogelijkheid voor deelnemers om op of kort na de pensioendatum een bedrag ineens op te nemen van maximaal tien procent van het pensioenkapitaal toch minder ruim zal worden dan eerder gecommuniceerd.
Alleen mensen die hun tweedepijlerpensioen laten ingaan tijdens de maand waarin ze de AOW-leeftijd bereiken of op de eerste dag volgend op de maand waarin zij AOW-gerechtigd zijn, mogen opteren om de lump sum-uitkering uit te stellen naar het jaar na de AOW-leeftijd. De uitstelregeling is niet meer toegankelijk voor deelnemers die bijvoorbeeld hun pensioeningangsdatum hebben vervroegd naar 65 jaar, omdat dit niet uitvoerbaar is. De doelgroep van de regeling wordt dus kleiner. Een lange periode tussen pensionering en het opnemen van het bedrag ineens blijkt niet uitvoerbaar te zijn, zeker vanwege het grote risico op life events zoals scheiding en overlijden tussen pensionering en de uitbetalingsdatum.
Daarnaast vindt het uitstel niet plaats naar februari in het jaar na het bereiken van de AOW-leeftijd, maar naar januari. Februari was eerst gekozen omdat dit makkelijker uitvoerbaar leek te zijn voor uitvoerders. Nu is toch gekozen voor januari, omdat dit beter uitlegbaar is aan de deelnemers.
Tot slot wordt bij uitstel van de uitbetaling naar januari in het jaar volgend op de AOW-datum vanaf de eerste periodieke pensioenuitbetaling uitgegaan van negentig procent van het pensioenkapitaal. Voorheen waren de uitkeringen gebaseerd op honderd procent van het pensioenkapitaal; daarna volgde de uitkering van tien procent en werd de levenslange uitkering herrekend.
Het is nog steeds de bedoeling dat de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen voor wat betreft het onderdeel bedrag ineens in werking treedt op 1 januari 2023. Voor de overige onderwerpen is de wet al in werking getreden. Meer informatie over de wijzigingen in de Wet bedrag ineens kunt u vinden in ons actueelbericht.
Rechtbank Gelderland heeft op 18 augustus 2021 geoordeeld dat een naar leeftijd gedifferentieerde werknemerspremie op basis van een bedrijfspensioenregeling is toegestaan als dit een legitiem doel dient en als passend en noodzakelijk middel wordt bevonden.
Over het algemeen hanteren werkgevers een vlakke werknemersbijdrage. Uit vaste rechtspraak van het College van de Rechten van de Mens (CvRM) volgt dat met een naar leeftijd gedifferentieerde werknemersbijdrage onderscheid wordt gemaakt in beloning, welk onderscheid niet objectief is gerechtvaardigd.
Rechtbank Gelderland gaat hiertegen in en stelt dat uit rechtspraak volgt dat er sprake kan zijn van een objectief gerechtvaardigd onderscheid naar leeftijd. Hiervoor moet de premiedifferentiatie een legitiem doel dienen en een passend en noodzakelijk middel zijn. Volgens de rechter dient de leeftijdsafhankelijke pensioenbijdrage een legitiem doel, omdat het ertoe leidt dat alle werknemers, ongeacht leeftijd, een adequaat en betaalbaar pensioen kunnen opbouwen. Ook vindt de rechter het een passend middel, omdat het middel het doel op een coherente en systematische wijze nastreeft. Tot slot gaat het middel naar het oordeel van de rechter niet verder dan noodzakelijk en doet het niet op excessieve wijze afbreuk aan de belangen van de werknemer. Het betalen van een hogere premie op latere leeftijd heeft weliswaar een nadelig effect op het nettosalaris, maar leidt er ook toe dat de werknemer na zijn pensionering een hoger pensioen ontvangt.
Het Verbond van Verzekeraars en werkgeversvereniging AWVN hebben aangegeven dat een aantal grote werkgevers eraan denkt de afschaffing van de leeftijdsafhankelijke premie bij verzekerde regelingen in het nieuwe pensioenstelsel te compenseren buiten de pensioensfeer.
In het nieuwe pensioenstelsel kan pensioen alleen nog worden opgebouwd in een premieregeling met een leeftijdsonafhankelijke (vlakke) premie. Nieuwe deelnemers kunnen in een pensioenregeling met een leeftijdsonafhankelijke premie hetzelfde pensioen opbouwen als bij de huidige systematiek van tijdsevenredige pensioenopbouw. Voor bestaande deelnemers kan de overstap een negatief effect hebben voor het te bereiken pensioen, omdat de deelnemers minder pensioen kunnen opbouwen. Dit kan niet worden gecompenseerd als een deelnemer overstapt vanuit een premieovereenkomst of vanuit een uitkeringsovereenkomst die door een verzekeraar wordt uitgevoerd, vanwege de randvoorwaarde van kostenneutraliteit.
Het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen bevat daarom een overgangsregeling voor mensen die deelnemen in een premieovereenkomst met een progressieve premie of een uitkeringsovereenkomst met een progressieve premie die bij een verzekeraar is ondergebracht. Voor deze groep kunnen werkgevers ervoor kiezen om ook na de overgangsfase progressieve premies voort te zetten.
Alhoewel het overgangsrecht de compensatievraagstukken kan wegnemen, leidt dit er ook toe dat werkgevers verschillende regelingen zullen moeten uitvoeren. Dit is complex, duur en zorgt voor ongelijke behandeling van werknemers. Sommige werkgevers zullen er daarom voor kiezen het negatieve effect van de overstap naar een leeftijdsonafhankelijke (vlakke) premie op een andere wijze te compenseren. Hierbij staat de werkgever voor de keuze om compensatie binnen of buiten het pensioendomein plaats te laten vinden. Als een werkgever ervoor kiest dit binnen het pensioendomein te doen, geldt de compensatie ook voor nieuwe werknemers. Bij compensatie buiten het pensioendomein is dat niet het geval.