De Europese Green Deal en regulering zoals de Klimaatwet en CSRD moeten de energietransitie in een stroomversnelling brengen. Het doel: de wereld klimaatneutraal in 2050. Maar om dat te realiseren moet nog een aantal grote uitdagingen worden overbrugd, onder meer aan de productiekant van duurzame energie. Meer hernieuwbare energie en anders omgaan met de energiebronnen die we hebben, gaat niet zonder risico's. Die risico's nemen én delen, is noodzakelijk om de versnelling van de energietransitie tot stand te brengen, zeggen PwC-experts Esther van der Vleuten en Peter van Asperen.
Op het gebied van de productie van hernieuwbare energie zijn er veel positieve ontwikkelingen te melden. Zo komen er steeds meer hubs waar op kleine schaal energie geproduceerd én gebruikt wordt, zodat vraag en aanbod zo goed mogelijk bij elkaar komen. Europa werkt daaraan actief mee, met bijvoorbeeld een strategisch grondstoffenbeleid en met de ambitie om zero-emissie locaties met nul CO2-uitstoot sneller te laten bouwen.
Ook CBAM (Cross Border Adjustment Mechanism) helpt om een gelijk speelveld te creëren door te voorkomen dat de import van ‘vuilere’ goedkope producten de Europese innovatie hindert. Verder zijn er projectgerichte samenwerkingen, zoals de EBA (European Battery Alliance) die bestaat uit wetenschappelijke instellingen en bedrijven die zich samen richten op de waardeketen van batterijen.
Goede initiatieven op kleine schaal zijn er dus te over. Als we wat verder uitzoomen, zouden we de Nederlandse CO₂-uitstoot kunnen halveren door het kolengebruik te vervangen door waterstof, met name in de zware industrie. Waarom gebeurt dat nog niet? Het probleem is dat er voor individuele partijen nog geen rendabele businesscase is. Bedrijven die waterstof willen produceren, hebben gecommitteerde afnemers nodig, maar die potentiële afnemers nemen de investeringsbeslissing pas op het moment dat er voldoende waterstof tegen een redelijke prijs beschikbaar is. De prijs in het huidige, onvolkomen evenwicht is nog (veel) te hoog. Wie nu investeert in waterstof loopt een groot risico, en dat durven veel partijen niet aan.
‘Het delen van risico's en resultaat in een consortium van producenten, afnemers, toeleveranciers, pensioenfondsen en (semi)overheid is nodig om businesscases van de grond te krijgen. Partijen moeten over hun schaduw springen.’
Esther van der VleutenPartner Assurance, Energy Utilities & Resources, PwC NederlandEen centrale aanjager voor innovatie kan een oplossing bieden. De EU en de Nederlandse politiek spelen hierin een grote rol. Zo zou de overheid risico's op zich kunnen nemen met publieke financiering. Denk aan een garantie-instrument om het kredietrisico van die eerste grote klant van de waterstofproducent af te dekken. Ook het versnellen van de afhandeling van vergunningsaanvragen voor zon- of windparken kan helpen. Dit is een van de Europese routes om sneller nieuwe duurzame energiebronnen beschikbaar te krijgen. Die snelheid kan betekenen dat een overheid bepaalde belangen minder zwaar moet gaan wegen. Het recht van omwonenden om niet naast een zonnepark te wonen, kan dan ondergeschikt zijn.
Ook het samen optrekken van marktpartijen kan een deel van de oplossing zijn. Producenten, toeleveranciers en klanten die samen risico's en resultaten delen, kunnen de businesscase voor de hele waardeketen mogelijk maken. Zo kunnen aanvragen voor subsidies en financiering door bredere schouders worden gedragen en kan de prijs dalen door beschikbaarheid van aangeboden en gevraagde volumes. Zo'n haalbare businesscase kan het vliegwieleffect in gang zetten.
‘Er moet een centrale aanjager zijn voor al die duurzame energie. De overheid (ook Europa) speelt daar een onmisbare rol. Durf als overheid de regie te voeren en risico's te nemen. Maar weet wel waar je het over hebt. Zorg voor duidelijke regulering en versnel de vergunningsprocessen.’
Peter van AsperenSenior manager Legal Business Solutions, PwC NederlandHet belang van samenwerking voor waterstof geldt ook voor de transitie naar duurzame energie in het algemeen. Consortia van overheden en bedrijven uit de hele waardeketen kunnen gezamenlijk bouwen aan businesscases. Hoe dat er in de praktijk kan uitzien? Neem een producent van warmte uit afval, die veel ervaring heeft met vergunningstrajecten en het uitrollen en verdichten van warmtenetten. In dezelfde provincie staat een grote fabriek die met hoge temperaturen veel (niet gevangen) restwarmte produceert. Een (semi)overheid kan hier een regietaak vervullen en de risico's van het onderbreken van de warmtetoevoer financieren - bijvoorbeeld als de fabriek een ongeplande stop heeft en het warmtenet kortstondig met een bio-energiecentrale gevuld moet worden.
Als deze partijen gezamenlijk een plan maken, kunnen mogelijk in een cirkel van dertig kilometer rond de fabriek alle woningen van restwarmte worden voorzien. Vanuit het perspectief van duurzaamheid is dit uiteraard wenselijk. Ook voor (bedrijfs)pensioenfondsen zijn dit projecten waarin geïnvesteerd kan worden. De projecten bieden voor een lange termijn een vrij constant rendement.
Toch komen dergelijke projecten lastig van de grond. Dat kan verschillende oorzaken hebben. Een belangrijk knelpunt daarbij is het chronische tekort aan technisch personeel. Om de projecten van de grond te krijgen is technische expertise nodig en die is er niet altijd. De projecten kunnen daardoor vertraging oplopen. Ook hier moeten partijen samen kijken hoe dit is op te lossen. Dat kan betekenen om meer in te zetten op het technisch opleiden van de jeugd of omscholing. De technische sector moet laten zien wat het te bieden heeft. De overheid moet samen met bedrijven in kaart brengen waar de technische opleidingsbehoeften liggen en in samenwerking met scholen daarop inspelen.
Naast het opschalen van de opwekking van hernieuwbare energie is energie besparen minstens zo belangrijk. Wat niet geconsumeerd wordt, hoeft ook niet hernieuwd te worden. In de winter van 2022 - 2023 werd duidelijk dat het kan: de energieprijs ging door het dak en ineens waren we in staat om onze consumptie (van gas én elektra) te halveren. Een (forse) prijsprikkel bleek effectief om innovatie en gedragsverandering te bewerkstelligen. De toename van het energiegebruik na het wegvallen van die prikkel, bewijst dit net zo goed.
De crisis heeft laten zien dat energiemanagement een kritiek proces binnen vele bedrijven is. Daarop anticiperen (en niet alleen in tijden van energiecrisis) door te focussen op waar energiebesparingen mogelijk zijn en te investeren in (eigen) duurzame opwekking leidt in goede energietijden tot hogere marges en in slechte energietijden tot het gecontroleerd managen van energie ten behoeve van bedrijfsprocessen.
Alle positieve initiatieven laten zien dat er aan goede ideeën en ambitie geen gebrek is. Om de energietransitie te versnellen, is het zaak om al die ideeën en ambities echt de ruimte te geven door de samenwerking tussen marktpartijen en overheden verder te ontwikkelen. Als partijen over hun schaduw springen en zowel de resultaten als de risico’s van innovatie delen, kan de energietransitie de snelheid krijgen die zo noodzakelijk is.
Esther van der Vleuten
Peter van Asperen