08/06/23
PwC ondersteunt diverse partijen in de zorgsector bij de implementatie van impactvolle transformaties naar passende zorg, vanuit een heldere visie op ‘the case for change’. In een serie artikelen gaan wij hierover met hen in gesprek. In deel 1 bespreekt PwC-expert gezondheidszorg Marjolein Cornelissen met Fred Pijls (bestuursvoorzitter GGZ Oost Brabant) en Marjo Vissers (CEO zorgverzekeraar Coöperatie VGZ) de belangrijkste ontwikkelingen in de GGZ en hun verwachtingen van de transformatieplannen.
Om de zorg en de ondersteuning voor (kwetsbare) inwoners van Nederland te verbeteren en toekomstbestendig in te richten, zijn het afgelopen jaar verschillende akkoorden ondertekend: het Integraal Zorgakkoord (IZA), het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA), het programma Wonen Ondersteuning, Zorg voor Ouderen (WOZO) en de Green Deal 3.0.
Marjo Vissers heeft een dubbel gevoel bij het IZA: ‘De gezamenlijke visie van het IZA is uniek, kansrijk en een duwtje in de rug, maar het is ook een bestuurlijke ‘kerstboom’ geworden.’ Een mening die Fred Pijls met haar deelt: ‘Er is een enorme governance ontstaan rondom het indienen van de aanvragen voor transitieplannen. Daardoor lijkt het minder over de inhoud van de plannen te gaan.’
Vissers en Pijls, beiden alliantiepartners van het Netwerk Zinnige Zorg, werken al sinds 2017 vanuit het innovatieprogramma ‘Samen Beter’ aan zinnige en passende zorg met netwerkpartners uit de regio. Het IZA onderstreept het belang van regionale samenwerkingen met onder meer huisartsen, gemeenten en GGZ-instellingen.
Marjo Vissers
De ontwikkelingen in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) vragen impactvolle transformaties. Psychische klachten ontstaan vaak vanuit een combinatie van factoren: genetische aanleg, financiële zorgen, gezinsproblematiek en/of grote levensgebeurtenissen. Het aantal mensen met psychische klachten stijgt al jaren: bijna de helft (48 procent) van de Nederlanders krijgt hier op een moment in het leven mee te maken.
Het gevolg is dat een steeds grotere groep mensen een beroep doet op hulp vanuit de GGZ. Terwijl de sector steeds meer onder druk staat, onder andere door meer krapte op de arbeidsmarkt en toenemende kosten. Daardoor moeten vooral mensen met (complexe) psychische klachten lang wachten voordat ze hulp krijgen.
In het IZA hebben de betrokken partijen afgesproken te zorgen voor toegankelijke, betaalbare en kwalitatief goede zorg. In de GGZ komt dit onder meer neer op snellere intakes, digitale zorg en samenwerking met het sociaal domein om onnodig medicaliseren te voorkomen. Er zijn concrete doelen afgesproken, bijvoorbeeld dat de gemiddelde wachttijd in 2027 nog maximaal vijf weken mag bedragen. Deze doelen vragen om een combinatie van oplossingen. Ook moet een goede samenwerking tussen sociaal domein, huisartsenzorg en GGZ ervoor zorgen dat mensen niet onnodig de GGZ instromen en mensen met (milde) psychische klachten snel opnieuw deelnemen in de maatschappij, zoals in de pilot ‘Werk als beste zorg’.
Marjo Vissers: ‘Het unieke van het IZA is dat alle partijen aan tafel zaten. Iedereen was betrokken bij de gevoerde discussies. De verschillende belangen kwamen op tafel en vaak bleken er gezamenlijke oplossingen te vinden. Het was een goed, maar complex proces. De bestuurlijke ‘kerstboom’ zit ‘m vooral in dat er meer dan ooit wordt overlegd in allerlei gezelschappen. Vooral op bestuurlijk niveau, terwijl het juist op de vloer bij de aanbieders moet gebeuren.
Fred en ik hebben ervaren dat de transitie juist in de samenwerking tussen de verzekeraar en de aanbieder tot stand komt. Mijn grote zorg is dat al die bestuurlijke overleggen ons afleiden van waar het écht om gaat: het uitvoeren van een daadwerkelijke transitie, waarbij je als je ermee aan de slag gaat pas echt ontdekt wat de knelpunten zijn bij de verandering die we voor ogen hebben. Dáár oog voor hebben en die samen oplossen, heeft ons veel verder gebracht.’
Fred Pijls
Fred Pijls: ‘Het IZA is ‘integraler dan ooit, met een positieve invloed op de cohesie binnen de GGZ. Maar de governance bij het indienen van transitieplannen is enorm toegenomen. Ik mis drie cruciale punten in het IZA:
concrete oplossingen voor de (steeds groter wordende) arbeidsmarktproblematiek
handvatten voor transformaties op landelijk niveau, specifiek rondom digitalisering en gegevensuitwisseling
Desondanks ben ik hoopvol. Het IZA maakt meer investeringsgeld beschikbaar om de plannen en transities die wij binnen GGZ Oost Brabant al uitvoeren een stap verder te brengen. Het versterkt de bewegingen die in gang zijn gezet. GGZ Oost Brabant heeft ondertussen impactvolle interventies geselecteerd die zorgpartijen in een transitieplan kunnen opnemen. Zo kan GGZ Oost Brabant dankzij het IZA samenwerking met het sociale domein in mentale gezondheidsnetwerken doorzetten, onder meer via innovatieve domeinoverstijgende financiering. Dat doen we met focus op de eigen omgeving en collectieve voorzieningen, samen met partijen als woningbouwcorporaties, gemeente, welzijnsorganisaties, huisartsen en ook aanbieders van verstandelijke gehandicaptenzorg.’
Vissers: ‘Bij de ingediende plannen gaat het tot nu toe om relatief kleine transformaties. Wat mij betreft mogen die impactvoller en groter. Ook op landelijk niveau verwacht en hoop ik meer initiatieven te zien, vooral rondom de inzet van digitale oplossingen.
Door het slimmer inzetten van digitalisering wordt de oplossingsgraad vele malen groter. Met digitale zorg kun je patiënten die wachten aan de ene kant van het land helpen met capaciteit aan de andere kant van het land. Dat gaat echt het verschil maken en het kán, dat bewijzen we nu al met elkaar.’
Pijls: ‘Ik ben positief over de goed opgezette ondersteuning in de Nederlandse GGZ om ideeën uit te wisselen en ‘best practices' van elkaar over te nemen. Ik zie hierbij wel het risico dat er te veel met een ‘zorglens’ naar de GGZ wordt gekeken. Bij de chronische zorg moeten we niet alleen vanuit het zorgaspect kijken, maar ook vanuit het woon- en welzijnsaspect. Gelukkig heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het IZA medeondertekend. Dat is een heel goede verbetering ten opzichte van eerdere akkoorden.’
Wat betreft het opgestelde beoordelingskader zien Vissers en Pijls een risico in het ‘doorslaan’ van het monitoren en kaderen van de transformatieplannen. Pijls: ‘Ik stel voor bij het opstellen van een transformatieplan vooral te kijken naar wat er in de regio al gebeurt en daarop aan te sluiten.’
Vissers: ‘Het indienen van een transformatieplan dat interventies met een (verwachte) gezamenlijke impact bevat, moet ook de ruimte bieden om tijdens de uitvoering andere interventies toe te voegen. Als de aanbieder met steun van de verzekeraar de zorgprocessen écht gaat veranderen, komen er zeker meer briljante verbeteringen bij. Die moeten we dan natuurlijk meteen meenemen om de impact te vergroten.
We hebben het binnen GGZ Oost Brabant gezien: als je start, weet je nog niet wat er mogelijk is. Daar kom je pas achter als je begint. Zodra de beweging eenmaal op gang komt, ontstaan er in hoog tempo meer verbeterideeën. Die plannen allemaal in samenhang implementeren, verbetert de zorg pas echt. We werken dan niet meer vanuit geïsoleerde projecten, maar vanuit de beweging passende zorg, of zoals we het eerder noemden: zinnige zorg. Dit leidt vervolgens tot meer impact op toegankelijkheid en betaalbaarheid vanuit één transitieprogramma.’
Vissers en Pijls voorzien dat een grote en impactvolle transitie mogelijk is, mits verankerd in een goed programma. Vissers: ‘De bedrijfsvoering die hoort bij een succesvolle transformatie is misschien nog wel de moeilijkste klus bij het inzetten van de transitie. En die bedrijfsvoering ontbreekt nog in het IZA.’
‘Uiteindelijk gaat het om structurele besparingen en de beste inzet van de professionals’, sluit Pijls hierop aan. ‘De aanpassing van de bedrijfsvoering zou synchroon moeten lopen met de uitvoering van de transitie.' Vissers knikt en benadrukt: ‘Ik vind dat een belangrijke boodschap.’
Pijls: ‘Impact moet ook kwalitatief onderbouwd kunnen worden. Het gaat dan inderdaad om tellen en vertellen. Het is erg belangrijk in een transitieproces elkaar niet te moeten overtuigen als iets anders dan gepland gaat. Zorgverzekeraars en zorgaanbieders moeten samen ontdekken welke factoren meespelen en het gesprek voeren waarom iets anders loopt dan verwacht.
Bij de besprekingen over de ontwikkeling van het IZA zaten verzekeraars en aanbieders voor het eerst allemaal in één ruimte om het samen te hebben over de arbeidsmarktproblematiek. Al snel werd duidelijk dat ze beide gezamenlijke oplossingen zagen. Centraal daarbij staan oplossingen om zorgpersoneel te ontlasten en slim om te gaan met de beschikbare capaciteit van schaars zorgpersoneel.’
PwC onderschrijft deze visie en deelde eerder al eens ideeën over de inzet van ‘nieuwe’ en ‘diverse’ professionals in de zorg. En dat ondersteuning van groot belang is, evenals goede verbindingen tussen formele en informele zorg.
In de GGZ is het vinden van voldoende en goed personeel een probleem. Het gaat dan niet alleen om capaciteit en de inzet van zzp’ers, maar ook om registratie-eisen en de gevolgen voor de kwaliteit van zorg. Pijls: ‘Uiteindelijk gaat het niet meer alleen over geld, maar over capaciteit en competenties die horen bij passende zorg, betaalbaarheid van zorg en kwaliteit van zorg. Om dit te realiseren, moeten bijvoorbeeld de registratie-eisen anders.’
Pijls: ‘Zeker, de kansen op het gebied van digitalisering en gegevensuitwisseling moeten we landelijk in zien te zetten. Zeker in de GGZ kunnen digitale oplossingen een uitkomst bieden voor capaciteitsproblemen. Bij het slimmer inzetten van digitalisering op landelijk niveau kunnen we de capaciteit en de infrastructuur die er al is veel beter benutten. GGZ Oost Brabant heeft met de implementatie van digitale interventies, zoals de digitale poli, ondervonden dat resultaten niet alleen liggen op het vlak van snellere toegankelijkheid, maar dat ook behandelingen korter duren. Daardoor spelen we capaciteit vrij.’
Vissers: ‘We hebben de ambitie om over een jaar aan de vooravond te staan van een snelle opschaling op het gebied van digitalisering. We zouden het komende jaar graag samen willen ontdekken hoe we ons op dat gebied sneller kunnen ontwikkelen. Het doel van VGZ is dat de digitale behandelcapaciteit van aanbieders kan worden ingezet om landelijke problemen op te lossen.’
Marjolein Cornelissen
Pijls: ‘Ik hoop in de komende twee jaar samen met VGZ drie concrete en impactvolle transformaties door te maken. Ten eerste, dat voor de toegang van de specialistische GGZ de wachttijd is gehalveerd ten opzichte van nu. Ten tweede, dat de GGZ-populatie van GGZ Oost Brabant die gebruikmaakt van volledig digitale zorg verdriedubbeld is. En ten derde dat binnen één jaar 75 procent van de GGZ-zorg is ingericht in samenwerking met het sociaal domein. Ik hoop daarmee de-medicalisering van tien tot twintig procent door sociale en regionale cohesie te realiseren. Ook is het voor mij belangrijk dat het werkplezier van de GGZ-professionals is toegenomen. Ik hoop dat zij over een jaar gemiddeld een zeven geven voor hun werkvreugde, daar waar ze nu (soms) een drie geven.’
Een goede samenwerking tussen alle betrokken netwerkspelers is een belangrijk onderdeel van de toekomstbestendigheid van de zorg, zo ook voor de GGZ. Vissers en Pijls besluiten het gesprek daarom met een vraag voor het volgende interview in deze reeks, dat zich richt op een belangrijke samenwerkingspartner van de GGZ: de huisartsenzorg.
De vraag is: ‘Op het gebied van het terugdringen van de wachtlijsten en de gemiddelde wachttijden is het IZA ambitieus. Zo zouden er meer dan 50.000 patiënten per jaar naar het sociaal domein verwezen moeten worden in plaats van de GGZ. De hiervoor in het IZA opgenomen afspraken over samenwerking tussen het sociaal domein, huisartsen, GGZ en digitalisering worden voor het slagen hiervan randvoorwaardelijk gesteld. Welke innovatie op het gebied van digitalisering hopen jullie vanuit de eerste lijn over een jaar samen met andere partijen zodanig doorontwikkeld te hebben dat deze klaar is voor snelle en landelijke opschaling?’