Belastingplan 2025

Wat kunt u verwachten?

Op dinsdag 17 september 2024 is het Prinsjesdag en presenteert het aanstaande kabinet de fiscale plannen voor 2025. In de Voorjaarsnota en het Hoofdlijnenakkoord zijn al voornemens en maatregelen voor de komende jaren bekend gemaakt, die soms niet met elkaar in lijn liggen. Met Prinsjesdag wordt duidelijk hoe deze plannen samenkomen. Wij volgen de actuele ontwikkelingen en mochten er wijzigingen zijn dan zullen wij die aanpassen op deze website.

Hieronder vindt u een overzicht van de belangrijkste verwachte fiscale maatregelen. Tenzij de tekst anders aangeeft, treden de wijzigingen naar verwachting per 2025 in werking. De maatregelen met een * zijn al in een eerder wetsvoorstel opgenomen.

Nieuwsbrief

Prinsjesdag-specials

Verwachte fiscale maatregelen

Inkomstenbelasting

Verlaging aangrijpingspunt toptarief

Het inkomen vanaf waar het toptarief van toepassing is, wordt verlaagd met 557 euro ten opzichte van de eerder vastgestelde bedragen. Hierdoor is inkomen uit box 1 sneller belast tegen het hoge tarief.

Afbouw algemene heffingskorting*

De afbouw van de algemene heffingskorting vindt plaats op basis van het verzamelinkomen (voorheen alleen box 1 inkomen). Hierdoor is er sneller sprake van afbouw in het geval van box 2 en box 3 inkomen. 

Verlagen MKB-winstvrijstelling

De MKB-winstvrijstelling wordt verlaagd van 13,31% naar 12,03% volgens de Voorjaarsnota, maar volgens het Hoofdlijnenakkoord naar 12,7%.

Beperking giftenaftrek en geven vanuit vennootschap

De giftenaftrek en het geven vanuit vennootschap worden beperkt. Een eerste stap wordt gezet in 2025. Per 2028 wordt de giftenaftrek in de inkomstenbelasting geüniformeerd om verschillende soorten giften fiscaal gelijk te behandelen.

Verlaging box 2-tarief

Het box 2-toptarief gaat omlaag van 33% (2024) naar 31% (2025). 

Verlaging box 3-tarief

Het box 3-tarief gaat omlaag, het is nog niet bekend tot welk percentage (2024: 36%).  

Verlaging vrijstelling groene beleggingen*

De vrijstelling groene beleggingen in box 3 wordt per 2025 verlaagd van 71.251 euro (voor fiscale partners 142.502; in 2024) naar 30.000 euro (voor fiscale partners 60.000 euro).

Heffingsrecht thuiswerkdagen  

Aanpassing in de inkomstenbelasting om in Nederland het heffingsrecht te kunnen effectueren in situaties dat het heffingsrecht op basis van het aangekondigde wijzigingsprotocol op het belastingverdrag Nederland-Duitsland aan Nederland wordt toegewezen.

Lastenverlichting op arbeid

In het Hoofdlijnenakkoord staat het voornemen om de lasten op arbeid te verlichten en de marginale druk in de inkomstenbelasting te verlagen. Als voorbeeld wordt gesproken over het introduceren van een extra (derde) schijf in de inkomstenbelasting.

Bedrijfsopvolging

Afschaffing dienstbetrekkingseis in de DSR*

De dienstbetrekkingseis in de doorschuifregeling in de inkomstenbelasting (DSR) wordt afgeschaft. De dienstbetrekkingseis houdt in dat bij schenking van een aanmerkelijk belang of een IB-onderneming de DSR alleen geldt indien de bedrijfsopvolger al ten minste 36 maanden in dienstbetrekking is bij de onderneming.

Invoering minimumleeftijd bij schenking voor BOR en DSR*

Bij schenkingen gaat een minimumleeftijd van 21 jaar voor de bedrijfsopvolger gelden. De minimumleeftijd geldt voor zowel de bedrijfsopvolging in de schenk- en erfbelasting (BOR) als de inkomstenbelasting (DSR). Deze eis zal niet gelden bij vererving.

Afschaffing 5%-doelmatigheidsmarge in de BOR en DSR*

De 5%-doelmatigheidsmarge in de schenk- en erfbelasting (BOR) wordt afgeschaft. De datum van afschaffing van deze marge in de inkomstenbelasting (DSR) wordt later bekendgemaakt. De 5%-doelmatigheidsmarge houdt in dat aanwezig beleggingsvermogen ter grootte van 5 procent van het ondernemingsvermogen, toch kwalificeert voor de BOR en DSR.

Kwalificatie keuzevermogen als ondernemingsvermogen in de BOR en DSR*

Bedrijfsmiddelen kwalificeren alleen nog als ondernemingsvermogen voor zover ze daadwerkelijk binnen de onderneming worden gebruikt. Dit gaat gelden voor elk bedrijfsmiddel met een waarde in het economisch verkeer van minimaal 100.000 euro. Volgens de huidige wetgeving kunnen bedrijfsmiddelen die slechts gedeeltelijk in de onderneming worden gebruikt, onder bepaalde omstandigheden toch volledig als ondernemingsvermogen worden aangemerkt voor toepassing van de BOR en de DSR.

Verlaging BOR-vrijstellingspercentage*

De BOR-vrijstelling wordt 100 procent van de going concernwaarde van de onderneming tot 1,5 miljoen euro en 75 procent over het meerdere aan ondernemingsvermogen. In 2024 is dat een 100-procent-vrijstelling voor een going concernwaarde van de onderneming tot 1.325.253 euro en 83 procent over het meerdere aan ondernemingsvermogen.

BOR en DSR alleen voor reguliere 5%-aandelenbelangen*

De toepassing van de BOR en DSR wordt per 2026 beperkt tot gewone aandelen met een minimaal belang van 5 procent van het totale geplaatste kapitaal. De faciliteiten blijven wel gelden voor preferente aandelen die in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvolging zijn uitgegeven. Deze preferente aandelen moeten dan wel een omzetting zijn van gewone aandelen met een belang van ten minste 5 procent van het totale geplaatste kapitaal. Verder blijft het mogelijk om een vruchtgebruik of blooteigendom van de gewone aandelen onder de BOR en DSR te brengen. Lees meer in ons Belastingnieuwsartikel hierover. 

Versoepeling van de bezitseis BOR*

De bezits- en voortzettingseis voor de BOR worden per 1 januari 2026 versoepeld, omdat deze in bepaalde situaties op gespannen voet kunnen staan met de bedrijfseconomische dynamiek, zoals wijziging in de activiteiten of herstructurering. Zo zou per 2026 een verandering in de structuur of de rechtsvorm van de onderneming er voortaan niet meer toe leiden dat de bezitstermijn opnieuw gaat lopen. Een belangrijke voorwaarde hiervoor is dat de gerechtigdheid van de schenker of erflater als gevolg van dergelijke herstructureringen niet wijzigt. Verder worden de mogelijkheden voor fusies en splitsingen ruimer, alsmede de mogelijkheden om aandelen om te vormen, uit te geven of in te kopen. Ook hiervoor geldt de voorwaarde dat de gerechtigdheid van de schenker/erflater niet wijzigt. Anders dan eerder aangekondigd worden de bezitstermijnen waarschijnlijk niet verkort. Lees meer in ons Belastingnieuwsartikel hierover. 

Versoepeling van de voortzettingseis BOR*

De voortzettingseis wordt per 1 januari 2026 verkort van vijf jaar naar drie jaar. Een verkrijger krijgt hierdoor eerder mogelijkheden voor wijzigingen in zijn bedrijfsvoering. Ook worden enkele knelpunten bij herstructureringen weggenomen. Het uitgangspunt van de versoepeling is dat een verandering van de structuur of rechtsvorm van een onderneming het voldoen aan de voortzettingseis niet belemmert. Een belangrijke voorwaarde hierbij is dat de gerechtigdheid van de opvolger als gevolg van dergelijke herstructureringen niet wijzigt. Deze versoepeling maakt het mogelijk om op indirect niveau via verkoop of een ruisende of geruisloze fusie of splitsing een herstructurering door te voeren of om indirect gehouden aandelen om te vormen in letteraandelen, zonder gevolgen voor de voortzettingseis. Lees meer in ons Belastingnieuwsartikel hierover.

Aanpak oneigenlijk gebruik BOR bij ‘rollatorinvesteringen’*

Oneigenlijk gebruik wordt per 2026 aangepakt. De wetgever denkt daarbij bijvoorbeeld aan het in het zicht van overlijden omzetten van grote vermogens in ondernemingsvermogen, zonder reële bedrijfsoverdracht (de zogenoemde 'rollatorinvesteringen'). Voor ondernemingen die vererven of worden geschonken door een ondernemer die meer dan twee, respectievelijk vijf jaar ouder is dan de AOW-gerechtigde leeftijd, neemt de termijn van de bezitseis geleidelijk toe. Lees meer in ons Belastingnieuwsartikel hierover.

Aanpak oneigenlijk gebruik BOR bij ‘dubbel-BOR-constructies'

In een ‘dubbel-BOR-constructie’ wordt de BOR vaker dan één keer toegepast op dezelfde onderneming. Dit vindt bijvoorbeeld plaats wanneer iemand een onderneming schenkt met toepassing van de BOR, de onderneming vervolgens na het voldoen aan de voortzettingstermijn terugkoopt met beleggingsvermogen en na het verstrijken van de bezitstermijn opnieuw schenkt met toepassing van de BOR. Om dit oneigenlijke gebruik tegen te gaan wordt toepassing van de BOR per 2026 uitgesloten voor zover de onderneming op enig eerder moment al in bezit is geweest van de verkrijger. De BOR is dan niet van toepassing op het bedrag van de verkoopsom van het ondernemingsvermogen in de eerdere verkoop. Deze maatregel zal gelden ongeacht de relatie tussen de verkoper dan wel verkrijger en schenker dan wel erflater en is ook van toepassing als de verkregen onderneming op enige manier een voortzetting is van de verkochte onderneming. Lees meer in ons Belastingnieuwsartikel hierover.

Loonbelasting

Loonkostenvoordeel doelgroep ouderen*

Het loonkostenvoordeel (LKV) doelgroep ouderen wordt per 1 januari 2025 verlaagd en per 1 januari 2026 afgeschaft. Voor dienstbetrekkingen die zijn begonnen vóór 1 januari 2024 wordt het LKV ouderen niet verlaagd of afgeschaft.

Aanpassing in de extraterritoriale kostenregeling

Mogelijk volgen er aanpassingen in de extraterritoriale kostenregeling, waaronder de 30%-regeling. Voor de eventuele aanpassingen wordt gebruik gemaakt van het evaluatie onderzoek van SEO. Lees hier ons Belastingnieuwsbericht over dit onderzoek.

Klimaat en energie

Energiebelasting op aardgas

Het kabinet stelde in de Voorjaarsnota voor de energiebelasting op aardgas in de derde, vierde en vijfde schijf per 2025 met 22,4 procent te verhogen en de tarieven in 2030 extra te verhogen met 2,7 procent. In het Hoofdlijnenakkoord worden deze verhogingen teruggedraaid en in de eerste en tweede schijf wordt het tarief zelfs verlaagd met 2,82 cent per m3.

Belastingvermindering energiebelasting

Voor elektriciteitsverbruikers wordt de belastingvermindering energiebelasting verhoogd met 4 eurocent inclusief btw. In het Wetsvoorstel Belastingplan 2025 zal dit wettelijk worden vastgelegd met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2024.

Afschaffen salderingsregeling voor kleinverbruikers

De salderingsregeling voor zonnepanelen van kleinverbruikers wordt afgeschaft per 2027. In de Voorjaarsnota was nog het voorstel om de salderingsregeling te behouden.

Verlaagd energiebelastingtarief waterstof

Het kabinet komt met een apart tarief in de energiebelasting voor waterstof per 1 januari 2026. De exacte vormgeving van het verlaagd tarief wordt opgenomen in het wetsvoorstel Belastingplan 2025.

Kolenbelasting

Het kabinet stelt opnieuw voor om de vrijstellingen voor duaal en non-energetisch verbruik kolen (met name het gebruik van kolen bij staalproductie) per 2027 af te schaffen.

Circulaire plastic heffing

In het Hoofdlijnenakkoord wordt in 2028 een circulaire plastic heffing ingevoerd.

Aanscherping reductiefactor afvalverbrandingsinstallaties

Het kabinet stelt voor om broeikasgasinstallaties voor de verbranding van stedelijk afval niet meer uit te zonderen voor de CO2-heffing industrie.

Tariefkorting mrb personenauto’s

Er wordt een nieuwe tijdelijke tariefkorting binnen de motorrijtuigenbelasting (mrb) ingevoerd voor emissievrije (EV) personenauto’s:

  • 40 procent tussen 2026 en 2028,
  • 35 procent in 2029,
  • 30 procent in 2030, en
  • na 2030 vervalt de tijdelijke korting.

In 2024 is er overigens geen mrb-heffing voor de emissievrije personenauto. Voor 2025 geldt een tariefkorting van 75 procent. 

Alle andere emissievrije voertuigen, zoals de EV-bestel auto’s en EV-autobussen, krijgen vanaf 2026 geen mrb-korting meer. Deze voertuigen ontvangen nu nog wel dezelfde korting als personenauto’s.

Aanpassen tabel bpm voor hybride aangedreven personenauto’s

Europese regelgeving leidt tot een nieuwe methode waarop de CO2-uitstoot van hybride aangedreven personenauto’s (PHEV) wordt vastgesteld. Effectief leidt dit tot een substantieel hogere CO2-uitstoot voor PHEV met ingang van 1 januari 2025 en een verdere verhoging met ingang van 1 januari 2027. De bpm kent een specifieke tarieftabel voor PHEV die als gevolg van deze ontwikkeling aanpassing behoeft. Een mogelijkheid waarop vooralsnog wordt gericht is afschaffing van de aparte tarieftabel voor PHEV.

Aanschaf elektrische auto

In het Hoofdlijnenakkoord blijft de aanschaf van elektrische auto ondersteund worden, maar alle subsidiëring stopt per 2025 waarbij de mrb-gewichtscorrectie voor elektrische auto's (EV, fiscaal) blijft bestaan. Onduidelijk is of de verlaagde bijtelling voor elektrische auto's dan in 2025 in plaats van in 2026 zou eindigen.  

Accijnsverlaging brandstoffen

De accijnsverlaging brandstoffen wordt verlengd tot en met 2025 en de rode diesel (lager accijnstarief) wordt met ingang van 2027 weer geïntroduceerd voor boeren, tuinders en loonwerkers.

Vliegbelasting

De vliegbelasting wordt gedifferentieerd naar afstand per 2027. 

Schuif in budgetreserve Vamil naar MIA

De Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) en Milieuinvesteringsaftrek (MIA) hebben ieder een budgetreserve om te voorkomen dat de regelingen vroegtijdig worden gesloten als het jaarbudget op is. De MIA-budgetreserve is nagenoeg uitgeput en de Vamil-budgetreserve is in afgelopen jaren gegroeid. Om dat te balanceren en te voorkomen dat ondernemers bij de MIA misgrijpen, worden de budgettekorten van de MIA aangevuld met de overschotten uit de VAMIL.

Fiscaal pakket glastuinbouw 

Het kabinet doet momenteel een nieuwe tariefstudie in verband met de zogenoemde restemissiedoelstelling. Indien aanscherping van het tarief nodig is, dan zal dit worden meegenomen in het wetsvoorstel Belastingplan 2025 (Wijzigingen Wet Fiscale Klimaatmaatregelen Glastuinbouw).

Omzetbelasting / Overdrachtsbelasting

Omzetbelasting

Kortdurende verhuurconstructies in de btw

Per 1 januari 2026 wordt de bestaande btw-herzieningsregeling uitgebreid naar diensten aan onroerende zaken van tenminste 30.000 euro, zoals verbouwingen en onderhoud. Ondernemers moeten voortaan vijf jaar lang bijhouden of de initiële btw-aftrek op dergelijke diensten moet worden gecorrigeerd. Deze maatregel beoogt short-stay structuren onaantrekkelijker te maken, waarmee momenteel btw op verbouwingskosten wordt ontlopen.

Afschaffen verlaagd btw-tarief culturele goederen en diensten - uitgezonderd bioscopen en dagrecreatie

Het verlaagd btw-tarief voor culturele goederen en diensten - uitgezonderd bioscopen en dagrecreatie - wordt per 2026 afgeschaft.

Afschaffen verlaagd btw-tarief logies

Het verlaagd btw-tarief voor logies - uitgezonderd kampeerterreinen - wordt per 2026 afgeschaft. 

Overdrachtsbelasting

Belastingontwijking via de splitsingsvrijstelling in de overdrachtsbelasting*

De splitsingsvrijstelling beoogt dat de overdrachtsbelasting geen belemmering vormt voor ondernemingen die willen herstructureren. De voorwaarden van de vrijstelling worden nu aangescherpt. De voorgestelde voorwaarden zijn de volgende:

  • een aanhoudingseis van 3 jaar;
  • een ondernemingseis (niet voor ruziesplitsingen);
  • een voortzettingseis van 3 jaar.

De vrijstelling is niet van toepassing als een opeenvolging van verschillende rechtshandelingen (fusie, splitsing, aandelenfusie, interne reorganisatie) in overwegende mate is gericht op belastingontwijking.  

Aanpassing kavelruilvrijstelling

Met deze aanpassing is de kavelruilvrijstelling in de overdrachtsbelasting niet meer van toepassing op opstallen, met uitzondering van opstallen die bedrijfsmatig agrarisch worden gebruikt. Voor die laatste opstallen geldt een voortzettingseis.

Samenloopregeling btw/overdrachtsbelasting aandelentransacties vastgoedlichamen

De samenloopvrijstelling in de overdrachtsbelasting wordt per 1 januari 2025 aangepast om een gelijk speelveld te creëren tussen aandelentransacties en ‘stenen’ transacties. Het betreft situaties waarin een vennootschap nieuw ontwikkeld vastgoed houdt en waarbij in plaats van het vastgoed zelf (‘de stenen’), de aandelen worden overgedragen. In voorkomende gevallen is dan én geen btw én geen overdrachtsbelasting verschuldigd. De wijziging houdt in dat als het vastgoed in de vennootschap voor minder dan 90 procent voor btw-belaste prestaties wordt gebruikt (zoals bij de verhuur van woningen of vastgoed in de onderwijs- of zorgsector), de verkrijging van de aandelen belast is met 4 procent overdrachtsbelasting.

Kansspelbelasting

De kansspelbelasting wordt verhoogd van 30,5% naar 37,8%.

Vennootschapsbelasting, bronbelasting en minimumbelasting

Kwalificatie buitenlandse rechtsvormen*

Het kwalificatiebeleid van buitenlandse rechtsvormen wordt wettelijk geregeld. Inhoudelijk wijzigt een aantal zaken.

De kwalificatie van buitenlandse rechtsvormen die vergelijkbaar zijn met Nederlandse entiteiten blijft plaatsvinden aan de hand van de rechtsvormvergelijkingsmethode. Echter, voor buitenlandse rechtsvormen die niet vergelijkbaar zijn met Nederlandse entiteiten worden twee aanvullende methoden geïntroduceerd; de ‘symmetrische methode’ en de ‘vaste methode’. Lees meer in ons Belastingnieuwsartikel over dit onderwerp

Afschaffing ‘open cv’ als zelfstandig belastingplichtige*

Het verschil tussen open (= niet-transparante) en besloten (= transparante) cv’s vervalt. Alle cv’s zijn voortaan transparant. De bedoeling is om het aantal hybride mismatches in een internationale context te verminderen. 

De overgang van een niet-transparante naar een transparante cv wordt aangemerkt als een fictieve overdracht en staking. Voor de gevolgen daarvan zijn er vier overgangsmaatregelen: (i) doorschuiffaciliteit, (ii) aandelenfusiefaciliteit, (iii) doorschuiffaciliteit bij tbs-situaties en (iv) uitstel van betaling. Lees meer in ons Belastingnieuwsbericht over dit onderwerp.

Faciliteit dividendbelasting voor inkoop van eigen aandelen waarschijnlijk toch behouden

Vorig jaar was tijdens het debat over het Belastingplan 2024 per amendement bepaald dat deze inkoopfaciliteit per 2025 zou worden afgeschaft. Het kabinet adviseerde nog om de faciliteit te behouden. In het Hoofdlijnenakkoord van het nieuwe kabinet is opgenomen dat men de faciliteit wil behouden. Lees ook ons Belastingnieuwsbericht.

Aanpassingen fbi-regime*

Fiscale beleggingsinstellingen (fbi’s) mogen niet langer rechtstreeks beleggen in onroerend goed dat in Nederland is gelegen. Het blijft mogelijk dat een fbi zich bezighoudt met het besturen van een met de fbi verbonden vastgoedlichaam. Ook blijft het mogelijk om rechtstreeks te beleggen in buitenlands onroerend goed. Daarvoor blijft de bestaandefinancieringseis zoals deze was; de financiering met vreemd vermogen mag niet hoger zijn dan 60 procent van de boekwaarde van het vastgoed. Voor andere beleggingen geldt dat de financiering met vreemd vermogen is beperkt tot ten hoogste 20 procent van de boekwaarde van die beleggingen. Lees ook ons Belastingnieuwsbericht over dit onderwerp.

Wijziging transparantieregels fgr*

De voorwaarden waaronder een fonds als zelfstandig vennootschapsbelastingplichtig (non-transparant) fonds voor gemene rekening (fgr) kwalificeert, wijzigt. Een fonds kwalificeert als non-transparant wanneer:

  1. het fonds kan worden aangemerkt als een beleggingsfonds of fonds voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 1:1 Wft; én 
  2. er sprake is van verhandelbare bewijzen van deelgerechtigdheid.

Een niet kwalificerend fonds is fiscaal transparant en de vermogensbestanddelen worden daarbij toegerekend en rechtstreeks belast bij de beleggers met inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting. Zie voor de gevolgen en achtergronden ons Belastingnieuwsbericht ‘Wijziging voor beleggen via beleggingsinstelling of -fonds’.

Samenloop kwijtscheldingswinstvrijstelling en verliesverrekening

De samenloop tussen de verliesverrekeningsmaatregel in de Vpb en de kwijtscheldingswinstvrijstelling kan in bepaalde gevallen sanering van een verlieslijdende onderneming bemoeilijken, namelijk als vorderingen op die onderneming worden kwijtgescholden. Er onstaat dan een kwijtscheldingswinst. Door de huidige verliesverrekeningsregels kan deze kwijtscheldingswinst ondanks de vrijstelling toch tot heffing van vennootschapsbelasting leiden. In de voorjaarsnota is aangekondigd dat er een aanpassing in de kwijtscheldingswinstmaatregel komt.

Tegengaan opknippen vastgoedvennootschappen vanwege renteaftrek

Het opknippen van een vennootschap met (aan derden) verhuurd vastgoed in meerdere vennootschappen, met het oog op renteaftrek, wordt tegengegaan. Door een vennootschap op te knippen in meerdere kleinere vennootschappen kan worden bereikt dat een groter bedrag aan rente aftrekbaar wordt onder de earningsstrippingmaatregel (ook wel EBITDA maatregel). Dan kan de franchise van 1 miljoen euro namelijk vaker worden toegepast. Voorgesteld wordt bij dergelijke vastgoedlichamen de drempel van 1 miljoen euro helemaal buiten toepassing te laten.

Verruiming renteaftrek door verhoging percentage earningsstrippingmaatregel

In het Hoofdlijnenakkoord is aangekondigd dat het percentage voor toepassing van de earningsstrippingmaatregel wordt verhoogd van 20% naar 25% van de fiscale EBITDA. Rente tot 1 miljoen euro is niet in aftrek beperkt (althans niet op basis van deze renteaftrekbeperking). Per saldo betekent dit voor bepaalde bedrijven dat er meer ruimte komt om rente op geldleningen in aftrek te kunnen brengen.  

Algemene anti-misbruikmaatregel uit ATAD 1

De algemene anti-misbruikmaatregel (general anti-abuse rule ofwel GAAR) uit ATAD 1 wordt vastgelegd in de wet. Deze maatregel bestrijdt kunstmatige constructies die zijn opgezet om op oneigenlijke wijze belastingheffing te ontgaan. De invoering van de GAAR werd eerder niet nodig geacht vanwege de mogelijkheid om misbruik van het recht met fraus legis te bestrijden. Er is met de wettelijke vastlegging van de GAAR geen materiële wijziging beoogd ten opzichte van de toepassing van fraus legis.

Aanpassingen onderworpenheidstoetsen Wet Vpb 1969*

Voor de toepassing van de onderworpenheidstoetsen in de vennootschapsbelasting (bijvoorbeeld voor de deelnemingsvrijstelling) is het belangrijk om te weten of de minimumbelasting (Pijler 2) geldt als een ‘naar de winst geheven belasting’. Door aanpassingen in de wet of een toelichting moet dit duidelijk worden gemaakt.

Bezwaar tegen inhoudingsvrijstelling dividendbelasting wordt mogelijk

De optionele inhoudingsvrijstelling voor dividenden uit deelnemingen waarop de deelnemingsvrijstelling van toepassing is óf die onderdeel uitmaken van dezelfde fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting, wordt een verplichte inhoudingvrijstelling. Een belangrijk gevolg is dat aandeelhouders ten laste van wie dividendbelasting is ingehouden voortaan bezwaar kunnen indienen tegen de inhouding. Zij krijgen op die manier toegang tot de belastingrechter.

Eerste Public CbCR rapportage voor de meeste bedrijven over 2025*

Op 22 juni 2024 is de Nederlandse Wet Richtlijn openbaarmaking winstbelasting (public country-by-country reporting) ingegaan. Dit is een door de EU geïnitieerde, verplichte, openbare rapportage voor grote, internationale ondernemingen. Onder andere de betaalde winstbelasting, het aantal werknemers en het inkomen per land moeten worden gerapporteerd.

De rapportage start voor boekjaren die beginnen op of na 22 juni 2024. Voor ondernemingen die een boekjaar hebben dat gelijk is aan het kalenderjaar betekent dit dat zij eerst over 2025 zullen rapporteren. Deze rapportage moet dan uiterlijk op 31 december 2026 openbaar zijn. Lees meer over public CbCR in Nederland in ons belastingnieuwsbericht.

Volg ons

Contact

Knowledge Centre

Rotterdam, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)88 792 43 51

Hide